Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Pubers (14) Door Mind Map: Pubers (14)

1. Sociaal-relationeel

1.1. Makkelijk sociaal beïnvloedbaar (UCLL, 2020)

1.2. Vrienden

1.2.1. Relaties met leeftijdsgenoten meer en meer belangrijk (Feldman, 2016)

1.2.1.1. Ervaren contact met vrienden als onmisbaar

1.2.1.1.1. Reden voor constant in verbinding via gsm

1.2.1.2. Sociale vergelijking: vergelijken zichzelf veel met anderen want sterke fysieke en cognitieve veranderingen.

1.2.1.2.1. Niet met ouders want :

1.2.1.2.2. veranderingen al lang achter de rug

1.2.1.2.3. adolescenten trekken autoriteit in tijwfel

1.2.1.2.4. Streven naar autonomie

1.2.1.2.5. Leeftijdsgenoten is referentiegroep

1.3. Familie

1.3.1. Willen meer autonomie (Feldman, 2016)

1.3.1.1. Willen meer onafhankelijkheid en gevoel controle te hebben over eigen leven

1.3.1.2. ouders minder idealiseren en meer als individuen zien

1.3.1.3. Meestal blijvende diepe liefde en groot respect !

1.3.1.4. Kans op strubbelingen is het grootst in vroege adolescentie door nastreven autonomie

1.3.2. Ouder - kindconflicten (Feldman, 2016)

1.3.2.1. Verschillende opvattingen over gepast gedrag

1.3.2.1.1. Ouder: geen gaatjes want MIJ vindt dit van oudsher ongepast Kind: kwestie van persoonlijke keuze

1.3.2.2. Nieuwe complexe manier van redeneren

1.3.2.2.1. Niet zo snel zomaar iets accepteren

1.3.2.3. Meer assertief en neiging om voortdurend in discussie te gaan

1.4. Identiteitsontwikkeling (Feldman, 2016)

1.4.1. Erikson: fase van identiteit vs identiteitsverwarring

1.4.1.1. Vrienden en leeftijdsgenoten meer als informatiebron gebruiken

1.4.1.2. Toenemende onafhankelijkheid

2. Cognitief (Feldman, 2016)

2.1. Intellectuele ontwikkeling

2.1.1. Formeel-operationeel stadium

2.1.2. Egocentrisme = eigen ik in het middelpunt en de wereld puur vanuit eigen standpunt bekeken

2.1.2.1. Stellen iedereen in vraag Zelf niet bereid kritiek te incasseren Snel kritiek voor anderen Is vaak reden tot boosheid

2.1.2.2. Imaginair publiek

2.1.2.3. Persoonlijke fabels

3. Fysiek (Feldman, 2016)

3.1. Puberteit

3.1.1. Primaire geslachtskenmerken ontwikkelen

3.1.1.1. Menarche

3.1.1.2. Organen en structuren die rechtstreeks betrekking hebben op de voortplanting

3.1.2. Secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen

3.1.2.1. Borsten

3.1.2.2. Schaamhaar

3.1.2.3. Okselhaar

3.2. Vroege rijpers

3.2.1. mikpunt plagerijen en spot

3.3. Late rijpers

3.3.1. lagere sociale stauts

3.3.2. Voordeel: rustigere ontwikkeling en minder emotionele problemen

4. Breinontwikkeling (UCLL, 2020)

4.1. Prefrontale cortex pas volledig ontwikkeld op 20j.

4.1.1. Emotieregulatie

4.1.2. Taak initiatie

4.1.3. Planning en prioritering

4.1.4. Organisatie

4.1.5. Time Management

4.1.6. Flexibiliteit

4.1.6.1. Ontwikkelt op 15j ten vroegste

4.1.6.2. Feedback: directe beloningen beter dan uitgestelde grote beloningen

4.1.6.2.1. Beter inhiberen of nieuwe regels aanleren wanneer ze beloningen verwachten (ventraal striatum actief)

4.1.7. Inhibitie

4.1.7.1. Niet zomaar gedachtes remmen of waar ze mee bezig zijn

4.1.7.2. Minder controle over emoties

4.2. Emotionele brein

4.2.1. Emotiedeel vaak overactief: extra gevoelig en sterk emotioneel reageren

4.2.2. inhiberen lukt niet goed: minder controle over emoties

4.3. Mediale prefrontale cortex ontwikkelt tot ongeveer 20 jaar.

4.3.1. Deze periode is belangrijk voor oefenen met opbouwen sociale relaties

4.3.1.1. Daarom zo veel bezig met vrienden

4.4. Slaapgebrek

5. Specifieke thema's

5.1. Scheiding (Feldman, 2016)

5.1.1. Kinderen worden vaak psychisch kwetsbaar: angst, depressief, slaapproblemen

5.1.2. Op lange termijn minimale consequenties voor veel kinderen

5.1.3. Als eerst veel ouderljike conflicten (30%), dan scheiding zorgen voor rust

5.2. Nieuw samengesteld gezin (Feldman, 2016)

5.2.1. Rolambiguïteit

5.2.2. Meer sociale interactie

5.2.3. Kunnen het er moeilijk mee hebben dat ouder affectie toont voor nieuw kind

5.3. Gepest geweest (Van der ploeg, 2018)

5.3.1. Gevoel van welzijn

5.3.1.1. Ongelukkig

5.3.1.2. Ongemakkelijk

5.3.1.3. verdrietig

5.3.1.4. boos

5.3.1.5. onzeker

5.3.2. Psychische problemen

5.3.2.1. Angst

5.3.2.2. Depressief

5.3.2.3. Piekeren

5.3.2.4. Snel uit balans