1. soorten
1.1. intrinsieke motivatie
1.1.1. van binnenuit; uit plezier
1.1.2. voorwaarden:
1.1.2.1. competentie
1.1.2.2. causaliteit
1.1.2.3. creativiteit
1.1.2.4. zelfregulering
1.1.2.5. sociale verbinding
1.2. extrinsieke motivatie
1.2.1. mogelijke gevolgen/externe doelen
1.2.1.1. bekomen van beloning
1.2.1.2. vermijden van straf
1.2.1.3. krijgen van waardering
1.2.1.4. aanknopen bij toekomstperspectief
1.3. totale motivatie
1.3.1. extrinsieke plus intrinsieke motivatie
2. theorieën
2.1. instincttheorie
2.1.1. oudste theorie
2.1.2. vooral met aangeboren factoren
2.2. drift/drijfveer theorie
2.2.1. spanning verdwijnt als behoefte vervuld is
2.2.2. homeostate
2.2.3. drift/ spanningsreductie
2.2.4. es/id ego/ich superego/ überich
2.3. behoeften theorie
2.3.1. piramide
2.3.1.1. trap 1: fysiologische behoeften
2.3.1.2. trap 2: bestaanszekerheid
2.3.1.3. trap 3: sociale acceptatie
2.3.1.4. trap 4: erkenning
2.3.1.5. trap 5: zelfontplooiing
2.3.2. doel van mens:
2.3.2.1. hogere doelen en ontwikkeling nastreven
2.4. theorie van alderfer
2.4.1. biologische behoeften
2.4.2. psychische behoeften
2.4.3. piramide
2.4.3.1. trap 1: existence --> trap 1 en 2 van piramide van Maslow
2.4.3.2. trap 2: relatedness --> trap 3 en 4 piramide van maslow
2.4.3.3. trap 3: Growth --> trap 5 van piramide van Maslow
2.5. theorie van Lens
2.5.1. vermijdingsgedrag
2.5.1.1. actief
2.5.1.2. passief
2.5.2. toenaderingsgedrag
2.5.2.1. behouden van aangename toestand
2.5.2.2. aangename toestand proberen te bekomen
2.6. theorie van Miller
2.6.1. toenadering-toenaderingconflict
2.6.2. toenadering-vermijdingconflict
2.6.3. vermijding-vermijdingconflict
2.6.4. dubbel toenadering-vermijdingsconflict
2.7. theorie van Deci en Ryan
2.7.1. gecontroleerde motivatie
2.7.1.1. extrinsieke motivatie
2.7.2. autonome motivatie
2.7.2.1. extrinsiek
2.7.2.2. intrinsiek
2.7.3. formule is Autonomie * verbondenheid * competentie is intrinsieke motivatie
3. begrip
3.1. term voor alle processen die te maken hebben met:
3.1.1. richting
3.1.2. intensiteit
3.1.3. volharding
3.2. kenmerken
3.2.1. duwkracht
3.2.1.1. gedrag wordt in bepaalde richting geduwd
3.2.1.2. kritieken
3.2.1.2.1. niet alle gedrag kan verklaard worden uit behoeften
3.2.1.2.2. invloed van sociaal-culturele context op behoeften
3.2.1.2.3. negatieve benadering, mensen handelen niet alleen vanuit een tekort maar streven ook naar actief zelf vooropgestelde doelen
3.2.2. trekkracht
3.2.2.1. gedrag wordt in een bepaalde richting getrokken
3.2.2.2. cognitieve voorstelling over iets in de toekomst
3.2.2.2.1. hoeveel waarde hecht je aan dit doel?
3.2.2.2.2. welke verwachtingen heb je rondom het behalen van het doel