'Elke klas heeft humor nodig'

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
'Elke klas heeft humor nodig' Door Mind Map: 'Elke klas heeft humor nodig'

1. Kind stimuleren

1.1. Humorstimutaltie tijdens de ontwikkeling van het kind

1.1.1. Speels en humorvol met kind omgaan

1.1.1.1. Samen met het kind zot doen

1.1.1.1.1. Kind gaat een speelse en humoristische kijk hebben tegenover het leven

1.2. Spontaan, speels en begripvol zijn voor wat de kinderen doet lachen

1.2.1. Dit doorheen de hele ontwikkeling van het kind

1.3. Wees een rolmodel

1.3.1. Laat het kind proeven van u humor

1.3.1.1. Grapjes maken

1.3.1.2. Lach hardop

1.3.1.3. Vertel grappige verhalen

1.4. Neem het gevoel van humor van het kind serieus

1.4.1. Stimuleer het kind om grappig te zijn

1.5. Beloon het kind als het grappig is geweest

1.5.1. Lach met de grapjes

1.6. Maak het kind duidelijk dat volwassen ook grapjes kunnen maken

1.6.1. Ga ook humorvol om met andere volwassenen

1.6.1.1. Zorg dat kinderen het zien

1.7. Creëer een humorvolle omgeving voor kinderen

1.7.1. Kind omringen met grappige boeken

1.7.1.1. Rekeninghouden met de leeftijd

2. Humor in het onderwijs

2.1. Waarom?

2.1.1. Meer bereiken met humor dan met ernst

2.1.1.1. ontspannen stemming is gunstig voor te leren en te onthouden

2.2. Wees creatief

2.2.1. Algemeen

2.2.1.1. Maak het blad aangenaam

2.2.1.1.1. Zorg voor een cartoon

2.2.1.1.2. Op het einde van het blad: VEEL SUCCES!

2.2.1.1.3. Zorg voor een aantrekkelijke layout

2.2.1.2. Voorlezen

2.2.1.2.1. Op het einde van de dag

2.2.1.3. Tussendoortje

2.2.1.3.1. Mopje vertellen

2.2.1.3.2. Beweginsoefening

2.2.1.4. Vraag kinderen hoe ze aan deze oplossing gekomen zijn

2.2.1.4.1. Kinderen met moeilijkheden horen van medeleerlingen hoe ze het opgelost hebben

2.2.1.5. Waarom denken kinderen dat hun antwoord de juiste is

2.2.1.5.1. Zo leren ze onbewust hun eigen mening geven

2.2.1.6. Opdrachten en voorbeelden geven uit realiteit bij uitleggen van leerstof

2.2.1.6.1. bv. Piet gaat naar de bakker. Brood kost 2euro en Piet geeft 5 euro. Hoeveel krijgt hij terug?

2.2.1.7. Geef hun meerdere mogelijkheden voor een opdracht op te lossen

2.2.1.7.1. Maak het oplossen van de opdracht zo ruim mogelijk

2.2.2. Specifiek voor vakken

2.2.2.1. Muzische vorming

2.2.2.1.1. Muziek

2.2.2.1.2. Tekenen/kleuren/schilderen

2.2.2.1.3. Toneel

2.2.2.1.4. Knutselen

2.2.2.2. WO

2.2.2.2.1. Begin bepaald onderwerp met inleiding

2.2.2.2.2. Laat kinderen raden over het onderwerp

2.2.2.2.3. Speel een quiz bij het begin van een hoofdstuk

2.2.2.2.4. Maak het onderwerp aangenaam

2.2.2.3. Taal

2.2.2.3.1. Spelling

2.2.2.3.2. Lezen

2.2.2.4. Wiskunde

2.2.2.4.1. Werkwijze schrijven in tekstballonnen

2.2.2.4.2. Leer ze schetsen

2.2.2.5. Godsdienst

2.2.2.5.1. Begin van de les

2.2.2.5.2. Stel openvragen

2.2.2.5.3. Lees ze een stukje uit de kinderbijbel voor

2.2.2.5.4. Doe eens een spelletje rond een bepaald thema

2.2.2.5.5. Versieren van klas

2.2.2.5.6. Laat kinderen kennis maken met andere geloven

2.2.2.5.7. Breng ook eens minder leuke aspecten aan

2.3. Creatieve leerkracht?

2.3.1. Wees open

2.3.1.1. Durf met je leerlingen over alles praten

2.3.1.2. Sociaal zijn

2.3.1.2.1. Leerlingen

2.3.1.2.2. Mede-leerkrachten

2.3.2. Durf

2.3.2.1. Neem risico's

2.3.2.1.1. Misschien weet je niet zeker of de leerlingen een bepaalde opdracht leuk gaan vinden

2.3.3. Energie

2.3.3.1. Gedrevenheid

2.3.3.2. Passie

2.3.3.2.1. Met hart en ziel je les geven

2.3.3.3. Fascinatie

2.3.3.3.1. Nieuw knooppunt

2.3.4. Nieuwsgierigheid

2.3.4.1. bv. Nieuwsgierig zijn of de kinderen dit wel leuk gaan vinden

3. Noodzaak van humor

3.1. Nieuwe ideeën toelaten

3.2. Gezondheid

3.2.1. Betere levenskwaliteit

3.2.2. Chemische reacties

3.3. Interesse en motivatie opwekken

3.4. psychologisch

3.4.1. uitlaatklep spanning

3.4.2. Onderlinge band verbeteren

3.4.2.1. hechte, betekenisvolle en langdurige relaties kunnen aangaan

3.4.3. waardering

3.4.4. grenzen testen

3.4.5. omgaan met problemen

3.4.5.1. omgaan met stress

3.4.5.2. omgaan met verandering

3.4.6. omgaan met emoties

4. Effect van humor

4.1. Gedrag

4.1.1. goed gevoel

4.1.1.1. spanning/agressie daalt

4.1.1.2. motivatie stijgt

4.1.2. Interesse wordt gewekt

4.1.2.1. verrassend effect

4.1.3. betere prestatie

4.1.3.1. betere teamcohesie

4.2. Slechte humor

4.2.1. slechter worden van relatie

4.3. Hersenen

4.3.1. stijging productie enforfines

4.3.2. stijging aanmaak adrenaline

4.3.3. Snellere hartslag

4.3.4. hogere bloeddruk

4.3.5. toename ademhalingsfrequentie

4.3.6. toename bloedcirculatie

4.3.7. pijnreducerend effect

4.4. risico

4.4.1. verlies geloofwaardigheid

4.4.2. verkeerd begrepen worden

4.4.3. verhoging van de spanning

4.4.4. beledigen/kwetsen van iemand

4.4.5. beschamende stilte

4.5. Wetenschappelijk bewezen

4.5.1. positieve emoties = gevolg humor, niet oorzaak

4.5.1.1. lachen kan fijn gevoel bezorgen

4.5.2. humor kan negatieve stemmingen verminderen

4.5.2.1. positieve stemmingen verhogen

4.5.3. humor kan depressieve stemming neutraliseren

4.5.4. na grappige video: meer gevoelens van hoop

4.5.5. perceptie van een vervelende taak -> interessante taak

4.5.6. nadelen

4.5.6.1. eenmalige interventies

4.5.6.2. korte termijneffect wordt gemeten

4.5.6.3. geen duidelijk begrip

4.5.6.3.1. wat is humor?

4.5.6.3.2. over welke vorm gaat het eigelijk?

5. Soorten humor?

5.1. Verbale humor

5.1.1. Grap/mop

5.1.2. Woordspeling

5.2. Non-verbale humor

5.2.1. Gezichtexpressies

5.2.2. Overdreven,onverwachte bewegingen en gebaren

5.2.3. Slapstick

5.2.3.1. Nieuw knooppunt

6. Eindresultaat van humor

6.1. Lachen

6.1.1. Wat?

6.1.1.1. Sociaal fenomeen

6.1.1.1.1. Verdwijnt als je mensen gaat isoleren

6.1.1.1.2. Lachen = bij elkaar horen

6.1.1.1.3. Aanstekelijk in groep

6.1.1.2. Uiting van innerlijke emotie

6.1.1.2.1. Nieuw knooppunt

6.1.2. Soorten?

6.1.2.1. Kunstmatige lach

6.1.2.1.1. Grijnslach

6.1.2.1.2. Grimas

6.1.2.2. Glimlach

6.1.2.2.1. Glimlach

6.1.2.2.2. Giechellach

6.1.2.2.3. Slappe lach

6.1.2.2.4. Hoorbare lach

6.1.2.2.5. Lachen op kietelen

6.1.3. Hoe komt het tot stand?

6.1.3.1. Door het gebruik van de spieren rond de mond en ogen

6.1.4. Waarom is lachen gezond?

6.1.4.1. Er komt Endorfine(= hormonen) vrij in de hersenen

6.1.4.1.1. Deze hormonen geven een prettig gevoel

6.1.4.1.2. Ze hebben pijnstillende eigenschappen en verminderen een teveel aan stresshormonen.

6.1.5. Lachen is een 'geneesmiddel' tegen

6.1.5.1. Depressie

6.1.5.1.1. Deze mensen maken te weinig endorfine aan

6.1.5.2. Stress

6.1.5.3. Slapeloosheid

6.1.5.4. Bezorgdheid

7. Wat is humor?

7.1. Eigenschappen van het menselijk denken en menselijke emoties

7.2. Subjectief

7.2.1. Wat de ene persoon hilarisch vindt, is voor de andere flauw of onbegrijpelijk

7.2.1.1. Individuele verschillen

7.2.1.1.1. Levenervaringen

7.2.1.1.2. Uiterlijk

7.2.1.1.3. Karakter

7.2.1.1.4. Cultuur

7.2.1.1.5. Leeftijd

7.2.1.1.6. Opleidingsniveau

7.2.1.1.7. Leefsituatie

7.2.1.1.8. Intelligentie

7.2.1.1.9. Geslacht

8. Humor bij kinderen

8.1. Humor op verschillende leeftijden

8.1.1. Baby's

8.1.1.1. Jonger dan 9 maanden

8.1.1.1.1. Geen begrip van humor maar lachen omdat jij lacht (enkel imitatie)

8.1.1.1.2. Hoe baby doen lachen?

8.1.1.2. Tussen 9 en 15 maanden

8.1.1.2.1. Baby wordt meer begripvol

8.1.2. Kleuters

8.1.2.1. +/- 2 jaar tot +/- 3 jaar

8.1.2.1.1. Fysieke humor met verrassingselement

8.1.2.1.2. Kind word taalvaardiger

8.1.3. Peuters

8.1.3.1. +/-3 jaar tot +/- 6 jaar

8.1.3.1.1. Groeien van visuele humor

8.1.3.1.2. Begrijpen van humoristische prentenboeken

8.1.4. Lagere school kinderen

8.1.4.1. vanaf +/- 6 jaar tot +/-12 jaar

8.1.4.1.1. Groeien in taalvaardigheid

8.1.4.1.2. Kinderen vertellen elkaar graag eenvoudige moppen

8.1.4.1.3. Subtieler

8.1.4.1.4. Sarcastisch

8.1.4.1.5. Leren negatieve situaties verwerken in humor

8.1.4.1.6. Begrijpen van prentenboeken en tekenverhalen

9. Humor heeft grenzen

9.1. Wat?

9.1.1. Humor die niet te appreciëren valt

9.1.1.1. Zwarte humor

9.1.1.1.1. Spotten met taboes: gebreken, ziektes, dood.

9.1.1.1.2. galgenhumor: spotten met je elende.

9.1.1.2. Sarcasme

9.1.1.2.1. Bepaald standpunt wordt meteen gelijk gemaakt met de grond

9.1.1.3. Cynisme

9.1.1.3.1. Scherpe, afbrekende, kwetsende 'grappen'

9.1.1.4. Ironie

9.1.1.4.1. Tegenovergestelde zeggen van wat je in wezen bedoeld.

9.2. Hoe maak je dit duidelijk aan kinderen?

9.2.1. +/- 6 jaar

9.2.1.1. Kwetsende mopjes maken

9.2.1.1.1. Bespreek dmv humor het verschil tussen plagen en pesten

9.2.2. +/- 9 jaar

9.2.2.1. Ontdekken van ironie en cynisme

9.2.2.1.1. Kind duidelijk maken dat dit niet kan

10. Humor is leerzaam

10.1. Helpt kinderen relativeren

10.1.1. Leren relativeren is belangrijk bij de ontwikkeling

10.2. Leert kinderen omgaan met moeilijke situaties

10.3. Helpt kinderen omgaan met pijn en verdriet

10.3.1. Pijndrempel verhogen

10.3.2. Afleiding

10.4. Leert kinderen naar andere situaties kijken

10.4.1. leren nieuwe en creatieve ideën aan om naar probleem te kijken en het op te lossen

10.4.1.1. Altijd dezelfde grap is niet grappig

10.4.1.1.1. Steeds opnieuw nieuwe insteek

11. New node