Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Mijn beste les(sen) Door Mind Map: Mijn beste les(sen)

1. Ontwikkelingpunten

1.1. Lesformulier beter uitwerken.

1.2. Samenwerkend leren kwam niet goed naar voren.

1.3. De opdracht 'kort verhaal' past niet goed bij de stof.

1.4. De PowerPoint moet efficiënter zijn.

1.5. Het lesdoel moet duidelijker zijn, ook voor de leerlingen.

1.6. De zes rollen van de leraar moeten beter uitgelegd en benoemd worden.

1.7. Tijdens de presentatie leek het alsof wij de leerlingen opdrachten gaven die ze konden doen, maar het zijn opdrachten die ze moeten doen. We moeten er duidelijk nadruk op leggen dat ze het moeten doen.

1.8. De opdracht moet duidelijker uitgewerkt en uitgelegd worden.

1.9. Nagaan of de lesdoelen zijn behaald

2. Pedagogiek

2.1. PDCA

2.1.1. Plan, Do, Check & Act: constant reflecteren op jezelf en de leerlingen.

2.2. Pedagogiek - uitleg begrippen onderwijs Pedagogiek is opvoedkunde. Andere gangbare betekenissen zijn onderwijsleer en opvoeding. De pedagogiek probeert op een systematische manier kennis te verwerven over de ontwikkeling van een kind tot zijn volwassenheid.

2.3. Pygmalion effect

2.3.1. Positieve verwachtingen hebben een positief effect. De verwachtingen die je hebt van een leerling.

2.4. Groepsvorming

2.4.1. Forming, storming, norming, performing en adjourning

2.5. Krachtige leeromgeving

2.5.1. Basisbehoeften van een leerling: competentie, autonomie en relatie (CAR).

2.5.2. Mate van betrokkenheid

2.5.3. Welzijn van de leerling

2.6. Veilige leeromgeving

2.6.1. Een veilige leeromgeving zorgt ervoor dat leerlingen beter kunnen leren.

2.7. Piramide van Maslow

2.7.1. Behoeftes van een mens. Wanneer een behoefte voldaan is, schuift het individu op naar een volgend niveau. Het is niet mogelijk om een niveau over te slaan.

2.8. Motivatie

2.8.1. Reden waarom iemand iets wil doen

2.9. De zes rollen van de leraar

2.9.1. Gastheer

2.9.2. Presentator

2.9.3. Pedagoog

2.9.4. Didacticus

2.9.5. Afsluiter

2.9.6. Coach

2.10. VUT-model

2.10.1. Het vut-model is een van de instrumenten waarmee docenten tijdens het aanleren van de Nederlandse taal een gepersonaliseerde aanpak kunnen bieden aan deelnemers. Het model bestaat uit drie fasen. Voordat de deelnemers een taak uitvoeren, kunnen ze zich oriënteren en voorbereiden op de taak. Na uitvoering van de taak kunnen ze terugblikken op zowel de voorbereiding als de uitvoering.

2.10.2. Vooruitkijken, uitvoeren en terugblikken.

2.11. Zone van naaste ontwikkeling

2.12. Paniekzone

2.12.1. De verwachtingen zijn te hoog -> de leerling raakt in de paniekzone. Leerling heeft geen motivatie om te werken door hoge verwachtingen.

2.13. CAR

2.13.1. In een krachtige leeromgeving wordt voldaan aan de basisbehoeften van de leerlingen. Om te bereiken dat zij zich prettig en betrokken kunnen voelen, moet worden voorzien in drie basisbehoeften:

2.13.2. Competentie

2.13.2.1. De leerling moet het gevoel hebben de taak aan te kunnen

2.13.3. Autonomie

2.13.3.1. De leerling moet het gevoel erbij te horen

2.13.4. Relatie

2.13.4.1. De leerling moet deels zijn eigen keuzes maken

2.14. Intrinsieke en extrinsieke motivatie

2.14.1. Intrinsiek: komt uit zichzelf in beweging door bv. interesse

2.14.2. Extrinsiek: komt door externe prikkels in beweging door bv. verplichtingen

2.15. Flowtheorie

2.15.1. Je bent in een staat van flow als je volledig in beslag wordt genomen door wat je doet, je bent je niet meer bewust van je omgeving, hoge concentratie. Er wordt geleerd (diddactiek) en lln voelen zich goed (pedagogiek).

2.16. Klassenmanagement

2.16.1. Controle

2.16.2. Tempo

2.16.3. Duidelijkheid

2.16.4. Motivatie

2.16.5. Passieve en actieve preventie

2.16.6. 1. Continu signaal

2.16.7. 2. Alertheid

2.16.8. 3. Overlappen

2.16.9. 4. Leerlingverantwoordelijkheid

2.16.10. 5. Je klas 'erbij' houden

2.17. Escalatieladder

2.17.1. Geeft de ontwikkeling in een conflict weer. Elke stap op de ladder heeft gevolgen voor het gedrag van mensen, voor hun houding en hun manier van denken.

3. Belangrijke personen

3.1. Maslow

3.1.1. Piramide van Maslow

3.2. Bolhuis

3.3. Tuckman

3.3.1. Groepsvorming

3.4. Lagerwerf & Korthagen

3.4.1. Spiraalmodel voor reflectie

3.5. van Gelder

3.5.1. Het didactisch analysemodel

3.6. Jacob Kounin

3.6.1. Klassenmanagement

3.7. Neuner

3.7.1. ABCD-model

4. Didactiek

4.1. Definitie didactiek: Didactiek gaat over het professioneel handelen van de leraar. Het is de theorie van kennisoverdracht, aanleren van vaardigheden en inzicht. Daarbij staat de vraag centraal hoe de leraar ervoor zorgt dat de leerling leert. Dit doet de leraar door te bedenken wat de leerlingen moeten leren, hoe ze dat het beste kunnen doen en waarom de gebruikte methodes en inhoud van het geleerde geschikt is voor de leerlingen. In feite komt het neer op het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van de les en het leren van de leerlingen. Didactiek - uitleg begrippen onderwijs

4.2. OBIT

4.2.1. Onthouden, Begrijpen, Integreren & Toepassen

4.3. Leerdoel

4.3.1. Doel van het jaar/ periode

4.4. DA/DI-model

4.4.1. Dit model is bedoeld om docenten zich te laten focussen op de voorbereiding van leeractiviteiten voor leerlingen.

4.5. Lesdoel

4.5.1. Doel van de les

4.6. WHHTUK- model

4.6.1. Wat, hoe, tijd, uitkomst.. ?

4.7. Metacognitie

4.7.1. Metacognitie is het 'leren over leren'. Metacognitieve strategieën zijn de tools om over het leerproces van de leerlingen te praten en er inzicht in te krijgen.

4.8. Domeinen

4.8.1. Lezen, schrijven, luisteren, spreken

4.9. Kerndoelen

4.9.1. Het onderwijs moet voldoen aan eisen. Deze kerndoelen bepalen wat leerlingen moeten kunnen en weten.

4.10. Leertheorie vs. leerstrategie

4.10.1. Een leerstrategie is de manier waarop een leerling het leren aanpakt.

4.11. Onderwijsregelkring

4.11.1. De onderwijsregelkring verdeelt het onderwijs in verschillende fasen.

4.12. Samenwerkend leren

4.12.1. Leerlingen moeten afhankelijk zijn van elkaar. Positieve wederzijdse afhankelijkheid, individuele verantwoordelijkheid, directe interactie, samenwerkingsvaardigheden en evaluatie van het groepsproces.

4.13. Controlerend lesgeven

4.13.1. Weinig autonomie, gericht op prestatie.

4.14. Constructivisme

4.14.1. Het constructivisme is een stroming, waarbij leren wordt gezien als een actief proces van kennisverwerving.

4.15. Leerproces

4.15.1. Een leerproces beschrijft de manier waarop een lerende zich ontwikkelt door leeractiviteiten uit te voeren

4.16. DAT & CAT

4.16.1. DAT: Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid

4.16.2. CAT: Cognitieve Academische Taalvaardigheid

4.17. Vaktaalwoorden & schooltaalwoorden

4.18. Lesplanformulier

4.18.1. Formulier voor de les

4.19. ABCD-model

4.19.1. De oefeningentypologie van Neuner beschrijft de ideale opbouw van oefeningen in het (communicatieve) taalonderwijs. Het onderscheidt in die opbouw vier fasen. Deze fasen zijn opgebouwd van receptief, via reproductief naar productief. Ook bouwen ze op van gesloten naar open en van voorspelbare naar onvoorspelbare oefeningen. Hieronder een kor

4.20. Onderwijsleergesprek

4.20.1. Onder een onderwijsleergesprek verstaan we een gesprek tussen docent en leerling(en) of tussen leerlingen onderling onder leiding van de docent. De docent stelt daarbij het probleem of de centrale vraag vast (meestal uit het vakgebied), bepaalt de structuur van het gesprek, schakelt alle leerlingen in door vragen te stellen en antwoorden te ontlokken en door te spelen, vraagt veel door, daagt uit en brengt de leerlingen naar (liefst) gemeenschappelijke oplossingen en conclusies. Het gesprek is gericht op het ontwikkelen van het denken van de leerlingen

4.21. Constructive alignment

4.21.1. Alle onderdelen van een les zijn op elkaar afgestemd.

4.21.1.1. Leerdoelen

4.21.1.2. Feedback & toetsvorm

4.21.1.3. Onderwijs- en leeractiviteiten

4.22. Spiraalmodel voor reflectie

4.22.1. Model om te reflecteren door concrete vragen te stellen

5. Onze beste les

5.1. Lesdoel is veranderd: Aan het einde van de les schrijft de leerling een artikel waarin de behandelde opbouw van een tekst wordt toegepast.

5.2. 2 maart ons leerplan inleveren voor feedback.

5.3. Taaldoel: Aan het einde van de les kan ik aan de hand van een schrijfopdracht laten zien wat de tekst opbouw is van een informatieve tekst (moet in lesplan).

5.4. 31 maart: Didactisch practicum

5.5. Onze les is volledig aangepast -> nog steeds schijfvaardigheid. Van artikel naar betoog.

6. Mijn beste lessen

6.1. TOL: Taalontwikkelend lesgeven

6.1.1. Taalsteun

6.1.1.1. Taalbronnen

6.1.1.2. Begrijpelijk taalgebruik

6.1.1.3. Feedback op taalgebruik

6.1.1.4. Ondersteuning bij taaltaken

6.1.1.5. Hulp bij taal

6.1.2. Context (en vakinhoud)

6.1.2.1. Context

6.1.2.2. Kernbegrippen

6.1.2.3. Denkprocessen

6.1.2.4. Vakdoelen

6.1.3. Interactie

6.1.3.1. Vragen stellen

6.1.3.2. Antwoorden genereren

6.1.3.3. Instructie geven voor opdrachten

6.1.3.4. Begeleiding tijdens uitvoering opdrachten

6.1.3.5. Nabespreking van opdrachten

6.2. Persoonlijke vakdidactische ontwikkelpunten uit jaar 1

6.2.1. Samenwerkend leren: hoe zorg je ervoor dat de leerlingen afhankelijk zijn van elkaar (voor het leerproces)?

6.2.2. Hoe zorg je ervoor dat je een sterke les hebt (qua lesplan en mogelijke onverwachte dingen)?

6.2.3. Hoe zorg ik ervoor dat ik strenger kan zijn en gebruik kan maken van mijn stem?

6.3. Theorie over het leerproces van leerlingen (ontwikkeling van taalvaardigheid)

6.4. Activerende werkvorm/activerende didactiek

6.4.1. Dit is een verzamelbegrip voor alle pedagogisch-didactische interventies van een leraar om de (denk)activiteit van zijn leerlingen te stimuleren. De gedachte hierachter is dat actieve leerlingen meer leerwinst behalen.

6.5. Toetsen en evalueren

6.5.1. Formatief en summatief handelen

6.5.1.1. Formatief

6.5.1.1.1. Instructiemiddel

6.5.1.1.2. Zo kan je informatie verzameling over de resultaten van leerlingen. Op die manier weet je waar je meer aandacht aan moet besteden

6.5.1.2. Summatief

6.5.1.2.1. Zakken of slagen

6.5.1.2.2. Aan een norm gebonden

6.5.2. Rendement

6.6. Mijn belangrijkste feedback

6.6.1. Tijdens het uitleggen van zwakke werkwoorden in de verleden tijd ging het niet helemaal goed. Ilse gaf mij feedback over hoe ik dat in de toekomst zou kunnen doen: doe alles in stappen. Door het in stappen te doen en op het bord te schrijven is het duidelijker voor de leerlingen, maar ook voor mezelf.

6.6.2. Ik moet nog steeds harder praten. Hier kan ik bijvoorbeeld zanglessen voor nemen.

6.6.3. Het is belangrijk om de leerlingen veel complimenten te geven. Hierdoor merk je echt dat de leerlingen meer motivatie hebben en dat ze net iets harder gaan werken.