1. Gewervelde Dieren
1.1. 9e stam
2. Ongewervelde dieren
2.1. exoskelet: aanwezig
2.1.1. 2e stam: de geleedpotigen
2.1.1.1. kenmerken: -geleed lichaam met gelede aanhangels -exoskelet van kalk of chitine
2.1.1.1.1. 1e klasse: de insecten
2.1.1.1.2. 2e klasse: de spinnen
2.1.1.1.3. 3e klasse: de schaaldieren
2.1.1.1.4. 4e klasse: duizendpoten
2.1.1.1.5. 5e klasse: miljoenpoten
2.1.2. 1e stam: de weekdieren
2.1.2.1. kenmerken:: -week lichaam - exoskelet van kalk
2.1.2.1.1. 1e klasse: de tweekleppigen
2.1.2.1.2. 3e klasse: de koppotigen (inktvissen)
2.1.2.1.3. 2e klasse: de slakken
2.2. exoskelet: afwezig
2.2.1. 3e stam: de ringwormen
2.2.1.1. geleed lichaam zonder gelde aanhangsels
2.2.1.2. voorbeelden
2.2.1.2.1. regenworm
2.2.1.2.2. fluwelen zeemuis
2.2.1.2.3. bloedzuigers (parasieten)
2.2.2. 4e stam: de platwormen
2.2.2.1. afgeplat lichaam zonder gelede aanhangsels
2.2.2.1.1. niet-parasitaire platwormen
2.2.2.1.2. parasitaire platwormen
2.2.3. 5e stam: de rondwormen
2.2.3.1. rolrond lichaam zonder gelede aanhangsels
2.2.3.1.1. voorbeelden
2.2.4. 6e stam: de stekelhuidigen
2.2.4.1. kenmerken: -huid bedekt met stekels of met kalkplaatjes -enkel in zee -watervaatstelsel dat vertakt in elke arm en waarmee de zeester water perst tot in de zuigvoetjse waar zuignapjes op staan; zo wordt een arm langer en beweegt de zeester zich voort en vangt ze voedsel (mossel openen door kracht te zetten op de zuignapjes)
2.2.4.1.1. voorbeelden
2.2.5. 7e stam: de holtedieren
2.2.6. 8e stam: de sponsen