
1. UNIVERSELE GELIJKENIS
1.1. zelfde complexiteit: alle volkeren hebben een even complexe taal
1.1.1. mythe: sommige sociale groepen slechtere taal: informele taal is correcter
1.1.1.1. ontkrachten van mythe: uit onderzoek Labov informele taalgebruik is grammaticaal correcter
1.2. zelfde basisstructuur/patroon
1.2.1. mythe: alle talen stammen af van één oertaal
1.2.1.1. ontkrachten van mythe: er zou een verband zijn tussen plaats van taal in 'stamboom' & grammaticale kenmerken
1.2.2. mythe: basisstructuur is universeel omdat het logisch is
1.2.2.1. ontkrachten van mythe: vanuit een logisch standpunt zounden andere basispatronen mogelijk zijn
2. UNIEK VOOR MENSEN
2.1. dieren hanteren andere vormen van communicatie
2.2. plaats in de hersenen: taalontwikkelingsstoornissen
2.2.1. afasie van broca: beschadiging van voorhoofdskwab van linkerhersenhelft → inzicht in grammatica aangetast MAAR goed kenrvermogen
2.2.2. idiots savants: spreken vloeiend maar hebben geestelijke handicap/stoornis
2.3. AI kan taal heel moeilijk nabootsen: mensen hebben gezond verstand
3. relatie tussen taal & denken
3.1. Sapir-Whorf-hypothese (mythe): taal structureert ons denken en waarnemen & we kunnen niets waarnemen die we niet kunnen verwoorden → mensen uit andere (taal)achtergronden spreken andere talen = denken anders
3.1.1. ontkrachten van mythe: we hebben gedachten die we niet kunnen verwoorden & als we iets lezen onthouden we de 'kern' & niet reeks woorden & we kunnen non-verbaal denken: baby hebben elementair inzicht + intelligente dieren hebben geen gesproken taal maar zijn vertonen wel intelligent gedrag & we denken in visuele beelden, taal is niet de vertaling van ons denken
3.1.2. wetenschappelijke basis/bewijzen van hun hypothese:
3.1.2.1. taal structureert ons waarneming: bewijzen dit door: alle talen beschikken niet over dezelfde woordenschat om kleur mee aan te duiden
3.1.2.1.1. eskimo's hebben meer woorden voor sneeuw
3.1.2.1.2. ontkrachten van mythe: alle (taal)groepen/volkeren kunnen alle kleuren waarnemen: het is niet omdat ze er geen apart woord voor hebben dat ze het niet kunnen zien
3.1.2.2. Sapir ondervond uit studie van indianentaal dat ze andere aspecten van de werkelijkheid opletten + Whorf concludeerde dat ze op een heel andere manier denken
3.1.2.2.1. ontkrachten van deze fote redenenering: 1) Whorf bestudeerde enkel Apache taal & niet het volk zelf 2) redenering is circulair: apache denken anders want andere taal , andere taal want ze denken anders 3) Whorfs vertaling was leterlijk & had bedoeling om taal zo vreemd mogelijk te laten klinken
4. TAAL - KINDEREN
4.1. baby's = horen fonemen van alle talen & kunnen spraakklanken categoriseren: geboren met taal in hun
4.2. creolisering van pidgin taal: niet tevreden met 'simpele taal' en gingen het spontaan compexer maken
4.3. kinderen kunnen uit zinnen zelf grammaticale structuren halen:
4.4. tegenargument: kinderen die niet in contact komen met taal kunnen niet praten: aangeboren taalvardigheden zijn te algemeen om er een taal van te maken: daar is interactie met omgeving voor nodig
4.4.1. rol van omgeving is beperkt: kinderen leren taal niet door 'taallessen' & ouders die praten tegen kinderen levert weinig op
4.5. mythe: kinderen krijgen grammaticale inzichten doordat ouders hun zinnen corrigeren
4.5.1. ontkrachten van mythe: ouders hechten weinig waarde aan een correctheid van kinderen & indien wel: weinig resultaat