
1. kaskrediet
1.1. Om de periode tussen inkomsten en uitgaven de overbruggen.
1.1.1. +
1.1.1.1. je kan klanten betalingsuitstel geven
1.1.1.2. je komt niet in de problemen met het betalen van facturen
1.1.2. -
1.1.2.1. alleen op korte termijn
1.1.2.2. de rente is in het algemeen hoger
1.1.3. voor wie?
1.1.3.1. bedrijven die werken met klanten en leveranciers
1.1.4. looptijd?
1.1.4.1. korte termijn
1.1.5. bedragen?
1.1.5.1. afhankelijk van de kosten aan de leverancier
2. straight loan
2.1. een normale lening waar de rente gelijk blijft
2.1.1. +
2.1.1.1. de lener kan een exacte rente verwachte elk maand
2.1.1.2. heeft een simpele structuur
2.1.2. -
2.1.2.1. als de rente omlaag gaat blijft jou rente hetzelfde
2.1.2.2. er is weinig tot geen flexibiliteit
2.1.3. voor wie?
2.1.3.1. bedrijven die hun exacte toekomstige kosten willen weten en geen ingewikkelde lening willen
2.1.4. looptijd?
2.1.4.1. afhankelijk van de lening
2.1.5. bedragen?
2.1.5.1. afhankelijk van hoeveel geld de onderneming nodig heeft
3. factoring
3.1. je uitstaande facturen verkopen aan andere bedrijven die zelf dan de betaling gaan innen bij de klanten.
3.1.1. +
3.1.1.1. je krijgt direct je betaling
3.1.1.2. je loopt geen risico meer dat de klant zijn factuur niet betaald
3.1.2. -
3.1.2.1. je verliest een paar procent van de betaling aan kosten
3.1.2.2. het factoringbedrijf vereist veel inzicht in je onderneming
3.1.3. voor wie?
3.1.3.1. bedrijven die het tijdsverschil tussen de betaling en de factuur willen ovebrruggen
3.1.4. looptijd?
3.1.4.1. de onderneming krijgt zijn betaling binnen de 24 uur
3.1.5. bedragen?
3.1.5.1. afhankelijk van de grote van de facturen
4. financiële leasing
4.1. een ondernemer mag een vast actief gebruiken in ruil voor een maandelijkse leasebetaling
4.1.1. +
4.1.1.1. het maakt dure vaste activa toegankelijk
4.1.1.2. je kan vaste activa tijdelijk gebruiken en moet niet de volle kostprijs betalen
4.1.2. -
4.1.2.1. je bent niet de eigenaar van de vaste activa
4.1.2.2. als je iets lang genoeg leased kunnen de kosten hoof oplopen voor een vast actief dat niet van jou is
4.1.3. voor wie?
4.1.3.1. voor startende ondernemers die dure vaste activa nodig hebben of ondernemers die tijdelijk vaste activa nodig hebben
4.1.4. looptijd?
4.1.4.1. afhankelijk van hoeland de ondernemer het vast actief nodig heeft
4.1.5. bedragen?
4.1.5.1. afhankelijk van de waarde van het vast actief
5. crowdfunding
5.1. je zamelt geld in van een grote groep investeerders die in ruil aandelen krijgen
5.1.1. +
5.1.1.1. je kan veel geld inzamelen op een korte termijn als je je onderneming goed voorstelt
5.1.1.2. je kan de betrokkenheid van fans vergroten door hun mee te laten investeren
5.1.2. -
5.1.2.1. het is veel werk om je bedrijf goed voor te stelen en het is mogelijk dat je de doelstelling niet behaald
5.1.3. voor wie?
5.1.3.1. startende ondernemingen die veel kapitaal nodig hebben
5.1.4. looptijd?
5.1.4.1. onbeperkt
5.1.5. bedragen?
5.1.5.1. afhakelijk van hoeveel er word gefundraised
6. zelffinanciering
6.1. Je gebruikt je eigen kapitaal als financiering
6.1.1. +
6.1.1.1. geen lening nodig
6.1.1.2. geen extra kosten aan rente
6.1.2. -
6.1.2.1. je financiering word beperkt tot je eigen kapitaal
6.1.2.2. je riskeert je eigen kapitaal
6.1.3. Voor wie?
6.1.3.1. bedrijven met genoeg kapitaal
6.1.4. looptijd?
6.1.4.1. onbeperkt
6.1.5. Bedragen?
6.1.5.1. afhankelijk van kapitaal
7. kapitaalverhoging
7.1. Je verkoopt aandelen om je kapitaal te verhogen
7.1.1. +
7.1.1.1. Je hoeft geen lening terug te betalen
7.1.1.2. Je kan advies krijgen van ervaren ondernemers
7.1.2. -
7.1.2.1. Je verkoopt een deel van je bedrijf aan mede-eigenaars die mogelijk medezeggenschap hebben in je onderneming
7.1.2.2. De mede eigenaars hebben recht op een deel van je potentiële toekomstige winst
7.1.3. Voor wie?
7.1.3.1. onderneming die geen toegang hebben tot traditionele leningen omdat ze te riskant zijn
7.1.4. looptijd?
7.1.4.1. onbeperkt
7.1.5. bedragen?
7.1.5.1. afhankelijk van de prijs van de aandelen en hoeveel aandelen er verkocht worden
8. obligatielening
8.1. Je neemt een lening aan en geeft in ruil een obligatie die in verband staat met het uitgeleende bedrag en de interest van de lening
8.1.1. +
8.1.1.1. investeerders hebben geen participatie in toekomstige winst
8.1.1.2. vaste inkomstenstroom
8.1.2. -
8.1.2.1. hogere rentelasten
8.1.2.2. je moet je houden aan veel voorwaardes
8.1.3. Voor wie?
8.1.3.1. voor grotere bedrijven die financiering nodig hebben of voor bestaande leningen te dekken
8.1.4. looptijd?
8.1.4.1. word afgesproken bij het verkoop van de obligaties
8.1.5. Bedragen?
8.1.5.1. afhankelijk van de obligaties
9. Investeringskrediet
9.1. krediet waarmee u uw onderneming mee kan opstarten, uitbreiden of moderniseren
9.1.1. +
9.1.1.1. de rente ligt lager dan traditionele leningen
9.1.1.2. de rente is fiscaal aftrekbaar
9.1.2. -
9.1.2.1. de rente kan onverwacht stijgen
9.1.2.2. een kredietgever kan extra waarborg eisen als de onderneming overgenomen word
9.1.3. voor wie?
9.1.3.1. zelfstandige, mensen met een vrij beroep en bedrijven
9.1.4. looptijd?
9.1.4.1. afhankelijk van de lening
9.1.5. bedragen?
9.1.5.1. 250 000 euro min.
10. roll-overkrediet
10.1. Bij een roll-overkrediet word er een bedrag vrijgesteld aan de ondernemer. De ondernemer kan dit geld elk moment opnemen.
10.1.1. +
10.1.1.1. Je betaald alleen rente op de het krediet dat je hebt geleend
10.1.1.2. Je kan makkelijk geld opnemen wanneer je het nodig hebt
10.1.2. -
10.1.2.1. de rente ligt hoger
10.1.2.2. de voorwaarden kunnen altijd veranderen
10.1.3. voor wie?
10.1.3.1. bedrijven die niet weten hoeveel geld ze nodig hebben en snel geld willen kunnen lenen
10.1.4. looptijd?
10.1.4.1. afhankelijk van hoeveel je opneemt met een afgesproken max
10.1.5. bedragen?
10.1.5.1. 250 000 euro min.
11. win win lening
11.1. Een lening waar beide partijen meer voordeel uithalen dan normaal.
11.1.1. +
11.1.1.1. de rente is meestal lager dan bij een traditionele lening
11.1.1.2. je kan leningen aangaan binnen je eigen netwerk van kenissen
11.1.2. -
11.1.2.1. je moet iemand in je eigen netwerkt kunnen overtuigen om een lening aan te gaan
11.1.2.2. enkel Vlaamse kmo's kunnen een win win lening aangaan en elke particulier moet in het Vlaamse gewest wonen
11.1.3. voor wie?
11.1.3.1. startende ondernemingen die geen traditionele lening willen aangaan
11.1.4. looptijd?
11.1.4.1. afhankelijk van het contract
11.1.5. bedragen?
11.1.5.1. Max per particulier: 75 000 eur.
11.1.5.2. Max per kredietgever: 300 000 eur.