1. niet haha
2. groen
2.1. eten
2.1.1. fas-food
2.2. alcohol
2.2.1. even alle zorgen vergeten
2.3. minder direct
2.3.1. mensen niet kwetsen
2.4. studentenvereniging
2.4.1. nieuwe contacten maken
2.4.1.1. vriendengroep uitbreiden
2.5. reizen
2.5.1. jezelf ontdekken
2.5.1.1. weten wat je wel of niet kunt
2.6. op kamers gaan
2.6.1. minder reistijd, meer focus op studie
2.7. introductieweek
2.7.1. studie leren kennen op andere manier
2.8. projectpartners
2.8.1. zoek de juiste personen uit
2.9. plaatsen in de klas
2.9.1. ga niet naast je beste vriend zitten, want dan ga je kletsen
2.10. schoolwebsite snappen
2.10.1. dan begrijp en volg je alles beter
2.11. pennen
2.11.1. zonder pennen kun je niks opschrijven dus onthoud je niks
2.12. sporten
2.12.1. zo blijf je in beweging en beweging is nodig om goed te kunnen functioneren
2.13. slapen
2.13.1. genoeg slaap. zorgt voor betere resultaten
2.14. gebruik social-media
2.14.1. zo weet ik hoe het er aan toe gaat in de buitenwereld
2.14.1.1. sluit aan bij mijn opleiding
2.15. gebruik op tijd de wc
2.15.1. met volle blaas kun je niet leren
2.16. muziek luisteren
2.16.1. muziek helpt mij 'persoonlijk' er vaak doorheen als ik het zwaar heb
2.17. rijbewijs hebben
2.17.1. eigen auto gebruiken
2.17.1.1. op tijd op school en geen stress voor het Openbaar Vervoer
3. zwart
3.1. Openbaar Vervoer
3.1.1. te laat komen en lessen missen
3.2. stressen voor tentamens
3.2.1. tentamens niet behalen
3.3. uitstelgedrag
3.3.1. te laat inleveren
3.3.1.1. geen studiepunten behalen
3.4. overlijden belangrijk persoon in je omgeving
3.4.1. niet meer focus op studeren
3.5. internet
3.5.1. alles is digitaal, als het eruit ligt ontstaat er een probleem
3.5.1.1. geen online tentamens maken
3.6. het uitgaan van relatie
3.6.1. hartgebroken dus geen focus op studie
3.7. externe ruis
3.7.1. afleiding tijdens studeren van buitenaf
3.8. interne ruis
3.8.1. er zelf niet helemaal bij
3.9. ziekte
3.9.1. niet aanwezig zijn bij lessen
3.10. netflix
3.10.1. series kijken tot laat in de nacht
4. rood
4.1. vrienden
4.1.1. samen op stap dus zorgen voor afleiding
4.2. lachen
4.2.1. humor delen en emoties
4.3. samen reizen
4.4. herinneringen maken
4.4.1. later door vertellen aan je eigen kinderen
4.5. familie
4.5.1. advies vragen waar nodig is
4.6. relatie
4.6.1. afleiding op bepaalde manier
4.7. contact met docent
4.7.1. stel de juiste vragen voor verdere info
5. blauw
5.1. organiseren
5.1.1. overzicht huiswerk + tentamens
5.2. plannen
5.2.1. wat/wanner/hoe/waarom
5.3. naar school gaan
5.3.1. op tijd
5.4. 3 studiepunten zijn al binnen
6. geel
6.1. positieve instelling
6.1.1. 'alles kan'
6.2. 'ik ben niet de enige'
6.2.1. iedereen moet strijden
6.3. diploma behalen
6.3.1. goede toekomst
6.4. propedeuse behalen
6.4.1. 'als je je P hebt, ben je over de helft
6.5. HBO-ervaring
6.5.1. ik weet hoe HBO is en dus weet ik wat ik moet doen om iets te behalen
6.6. zelfkennis
6.6.1. ik weet meer dan ik denk te weten
7. wit
7.1. studiepunten behalen
7.1.1. 52 punten om over te gaan, 60 punten voor propeudes
7.2. aanwezigheid lessen
7.2.1. 75% minimaal aanwezig voor tentamen te kunnen maken
7.3. behaalde cijfers
7.3.1. 5,5 is voldoende dus studiepunt binnen
7.4. agenda
7.4.1. duidelijk overzicht
7.5. bijbaantje
7.5.1. geld
7.5.1.1. college betalen