Economie

Hoofdstuk 7 3 Vwo

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Economie Door Mind Map: Economie

1. 7.1

1.1. levensloop

1.1.1. verschillende financiele beslissingen

1.1.2. loop van je leven

1.1.2.1. kindertijd tot ouderdom etc

1.2. Ruilen over tijd

1.2.1. lenen

1.2.1.1. vervroegt consumptie

1.2.2. sparen

1.2.2.1. uitstel consumptie

1.2.3. rente

1.2.3.1. prijs van tijd

1.3. Meten is weten

1.3.1. stroomgrootheden

1.3.1.1. wat er is gebeurd in een bepaalde periode

1.3.2. voorraadgrootheden

1.3.2.1. wat je vermogen of schulden is op een bepaald moment

2. 7.2

2.1. scholing

2.1.1. leerplicht

2.1.1.1. iedereen moet naar school tot 18 jaar

2.1.2. verdiencapaciteit

2.1.2.1. wordt vergoot door een opleiding dus scholing

2.1.3. humancapital

2.1.3.1. door scholing investeer je in je eigen human capital

2.2. Studeren

2.2.1. Flinke kosten

2.2.1.1. Studies zijn duur

2.2.1.1.1. oplossing

2.2.2. studiefinanciering

2.2.2.1. Geld lenen

2.2.2.1.1. door studie kan je het later terug betalen

2.3. Herscholing

2.3.1. bestaande kennis en vaardigheden opfrissen

2.4. Bijscholing

2.4.1. nieuwe kennis toevoegen aan bestaande kennis en vaardigheden

2.5. omscholing

2.5.1. als je een geheel nieuw beroep gaat leren

3. 7.4

3.1. Rijksbegroting

3.1.1. Dit is het plan van de overheid over wat ze het komend jaar denken te ontvangen en uit te geven

3.2. Miljoenennota

3.2.1. Samenvatting van de rijksbegroting in miljoenen

3.3. Hoe komt de overheid aan geld

3.3.1. Collectievesector

3.3.1.1. Belastingen

3.3.1.1.1. Indirecte

3.3.1.1.2. Directe

3.3.1.2. Sociale verzekeringen

3.3.1.2.1. Mensen zonder inkomen of vermogen krijgen toch geld

3.3.1.3. Volksverzekering

3.3.1.3.1. Zijn er voor alle mensen in nederland, voorbeeld: AOW algemene ouderdoms wet

3.3.1.4. Werknemersverzekeringen

3.3.1.4.1. Zijn er voor mensen die in loonsdienst hebben gewerkt, voorbeeld: werkloosheidswet

3.4. Tekort en overshot

3.4.1. Begrotingstekort

3.4.1.1. De uitgaven zijn groter dan het inkomen

3.4.2. Begrotingsoverschot

3.4.2.1. Het inkomen is groter dan de uitgaven

3.4.3. Financieringstekort

3.4.3.1. Begrotingstekort zonder de aflossingen van de schulden = financierings te kort

3.4.4. Staatsschuld

3.4.4.1. door leningen is er een schuld ontstaan

4. 7.3

4.1. Investeren

4.1.1. risico

4.1.1.1. Je weet niet of je de kosten die je maakt ook terug verdient

4.2. Rente

4.2.1. Investeren

4.2.1.1. Als een ondernemer geld leent is het belangrijk om te weten hoe hoog de rente is

4.2.2. Nominale rente

4.2.2.1. Rente die je betaald

4.2.3. Rëele rente

4.2.3.1. Als we de nominale rente corrigeren met de inflatie noemen we het Rëele rente

4.2.3.2. Je berekent de rëele rente door het indexcijfer

4.2.3.2.1. Indexcijfer nominale rente/Indexcijfer inflatie x 100 = indexcijfer Rëele rente

4.3. Wel of niet investeren?

4.3.1. diverse factoren

4.3.1.1. Vooruitzichten

4.3.1.1.1. Hoeveel winst kun je gaan maken, wat gaat er met deze markt gebeuren

4.3.1.2. Rente

4.3.1.2.1. Hoe hoog is de rente, het geld lenen moet namelijk niet te duur zijn

4.3.1.3. Algemene economische situatie

4.3.1.3.1. Hoe gaat het met de economie, gaat het wel of niet goed in het land

4.3.1.4. Innovatie

4.3.1.4.1. Hoe vernieuwend is je product, met een goed nieuw product kan je veel geld verdienen