5. Materieel strafrecht

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
5. Materieel strafrecht Door Mind Map: 5. Materieel strafrecht

1. 1. Het legaliteitsbeginsel

1.1. **Materieel strafrechtelijk legaliteitsbeginsel:** een feit is pas strafbaar als zowel de strafbare gedragingen als de op te leggen straf van tevoren in een wettelijke strafbepaling zijn vastgesteld

1.1.1. Wettelijke strafbepalingen staan in voorschriften

1.1.1.1. Wetten in formele zin: wetboek van strafrecht, of wegenverkeerswet 1994)

1.1.1.2. Algemene maatregelen van bestuur (reglement verkeersregelesen verkeerstekens 1990)

1.1.1.3. Provinciale verordeningen

1.1.1.4. Gemeentelijke verordeningen

1.1.1.5. Keuren (bij waterschappen)

1.2. **Strafrecht naar tijd:** overheid kan bepaald gedrag strafbaar stellen en de betrokkene alsnog vervolgen na afloop. Strafbepalingen kunnen dus onderhevig zijn aan tijd, en wetgever kan strafbaarheid van bepaalde gedragingen wijzigen door nieuwe wetten aan te nemen, wetten te herzien of straffen aan te passen

1.2.1. In een bijzondere wet zou hiervan afgeweken kunnen worden, maar dit is onwenselijk. Reikwijdte van deze algemene bepaling is daarom begrensd door de grondwet. Als iemand strafbaar feit pleegt dat enkele dagen later wordt gewijzigd in de wet, kan hij niet worden veroordeeld.

1.2.1.1. Geldt alleen voor de verdachte, niet voor de veroordeelde

1.2.1.2. *Plegen van een overtreding, die kort daarna door wetgever als misdrijf wordt aangemerkt: vervolging voor overtreding, niet voor misdrijf zelf

1.3. **Legaliteitsbeginsel formeel strafrecht:** strafvordering heeft alleen plaats op wijze bij de wet voorzien

1.3.1. Staat in wetboek van strafvordering, maar ook in andere wetten.

1.3.2. Wet in formele zin. Kan dus alleen gemaakt of gewijzigd worden door hoogste wetgever in NL: de regering en de staten-generaal

2. 2. Territorialiteitsbeginsel en vlagbeginsel

2.1. **Territorialiteitsbeginsel:** de Nederlandse strafwet is van toepassing op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt

2.1.1. Op NL grondgebied, inclusief territoriale zee (22km van kust af) en luchtruim boven Nederland

2.2. **Vlagbeginsel:** Nederlandse strafwet is van toepassing op iedereen die zich buiten nederland aan boort van een vaartuig of luchtvaartuig dat NL vlag voert*, schuldig maakt aan enig strafbaar feit

2.2.1. *inschrijving in NL scheepsregister of luchtvaartregister nodig

3. 6. Samenloop van strafbare feiten

3.1. Begrip: als een gedraging van een dader onder de werking van meer dan één strafbepaling valt

3.1.1. Rechter past strafbepaling toe waarop zwaarste hoofdstraf is gesteld

3.1.1.1. Niet van toepassing als voor een feit -dat onder een algemene strafbepaling valt- een bijzondere strafbepaling valt. Dan wordt alleen de bijzondere strafbepaling toegepast.

3.1.1.2. **Bijzondere strafbepaling** is sprake als deze alle bestanddelen van de algemene strafbepaling bevat plus nog minimaal één meer

4. **6. Formeel strafrecht**

4.1. 1. **Verdachte**

4.1.1. 2 vormen

4.1.1.1. Vóórdat vervolging is aangevangen

4.1.1.1.1. Dit begint vanaf het punt dat een rechter wordt betrokken (officier van justitie doet dagvaardiging), of rechter-commissaris krijgt vordering van bevel voor bewaring

4.1.1.2. Tegen wie de vervolging is gericht

4.1.2. 3 voorwaarden voor verdenking:

4.1.2.1. Concrete feiten of omstandigheden, en

4.1.2.2. Redelijk vermoeden van schuld, en

4.1.2.3. Een strafbaar feit

4.1.2.3.1. Overtreding of misdrijf

4.1.2.3.2. Verdenking moet wijzen in de richting van een **bepaald** (soort) strafbaar feit

4.2. 2. Rechtmatig toepassen van de opsporingsbevoegdheden

4.2.1. Opsporingsbevoegdheden: kunnen alleen worden toegepast als er een redelijk vermoeden van schuld bestaat van strafbaar feit

4.2.1.1. Bijv staandehouding of inbeslagneming van voorwerpen

4.2.1.2. Onderzoek aan lichaam of kleding moet er méér dan redelijk vermoeden bestaan (dus ernstige bezwaren)

4.2.1.3. Doel opsporingsbevoegdheden: **waarheidsvinding in een strafzaak**

4.2.2. Toezichtbevoegdheden: bevoegdheden die gebruikt mogen worden om te **controleren** of een wettelijk voorschrift op de juiste manier wordt nageleefd

4.2.2.1. Bijv vragen naar en controleren van milieuvergunningen van een fabriek of bedrijf. Of bij controle een rijbewijs vragen

4.2.2.2. Worden ook controlebevoegdheden genoemd

4.2.2.3. Verschil met opsporingsbevoegdheid: mag worden aangewend, zonder dat er al sprake is van een verdenking!

4.2.2.4. Deze bevoegdheden mogen alleen gebruikt worden door toezichthouders van de wetgeving in de gemeente zelf zijn aangewezen

4.2.2.4.1. Bijv ambtenaren van de gemeente, provincie of waterschap. Maar ook personen die werken voor een bedrijf en geen ambtenaar zijn

4.2.2.4.2. Ook algemeen en buitengewoon opsporingsambtenaar kunnen als toezichthouder worden aangewezen

4.2.3. Rechtmatige procesorde

4.2.3.1. Wetmatigheid: opsporingambtenaar moet zich bij zijn optreden houden aan de (exacte) regels van de wet)

4.2.3.1.1. Houdt ook in dat opsporingsambtenaar moet houden aan beginselen van procesorde, zoals fairplaybeginsel en proportionaliteit en subsidiariteit

4.2.3.1.2. Fairplaybeginsel = optreden van ambtenaar moet altijd eerlijk zijn

4.2.3.2. Rechtmatigheid = wetmatigheid + beginselen van behoorlijke procesorde

4.2.4. Misbruik van opsporingsbevoegdheden

4.2.4.1. Détourment de pouvoir: misbruik van bevoegdheden. Houdt in dat een ambtenaar een bevoegdheid niet mag gebruiken dan een ander doel dan waarvoor deze is gegeven

4.2.4.2. Onrechtmatig verkregen bewijs: bewijs dat de opsporingsambtenaar niet volgens de regels van het recht heeft verkregen

4.2.4.2.1. Aanwenden van opsporingsbevoegdheid wanneer er op dat moment nog geen sprake is van een verdenking

4.2.4.2.2. Ambtenaar pleegt dan ook **onrechtmatige overheidsdaad,** waardoor de overheid financieel aansprakelijk kan worden gesteld

4.2.4.2.3. Vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek kan ''bestraft'' worden met strafvermindering, bewijsuitsluiting of niet-ontvankelijkheidsverklaring van het OM

4.2.5. Opsporingsbevoegdheden bij vrijwillig een niet-vrijwillige medewerking

4.2.5.1. Volgens wetboek van Strafvordering hoeft verdachte niet mee te werken met de opsporingsambtenaar die bevoegdheden aanwendt, maar moet wel toestaan dat hij deze uitvoert

4.2.5.1.1. Duldplicht, geen medewerkingsplicht

4.2.5.2. Vrijwilligheid: als bewoner of rechthebbende vrijwillig toestemming geeft voor uitoefenen van een bevoegdheid, zoals doorzoeking van een huis, mag dit wel zomaar

4.2.5.2.1. Voorwaarden voor vrijwilligheid:

4.2.6. Herhaade toepassing van bevoedgheden

4.2.6.1. Houdt in dat eenzelfde bevoegdheid die al eerder binnen een zaak is toegepast, opnieuw mag worden toegepast, alleen als zich nieuwe of andere omstandigheden hebben voorgedaan

4.2.6.1.1. Bijv als een buurman verdachte is als medeplichtige in een moord. Hij wordt aangehouden, maar er is niet voldoende bewijs. Na een paar weken spreekt een nieuwe getuige tegen hem en wordt hij opnieuw aangehouden

4.2.6.1.2. Verdachte mag in een nieuwe zaak niet voor de tweede maal worden aangehouden omdat de hulpofficier van justitie hem opnieuw wil horen over de zaak. Moeten dus nieuwe, of veranderende omstandigheden zijn!

4.2.7. Voorgezette toepassing van bevoegdheden: indien een opsporingsambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van een bevoegdheid stuit op een ander strafbaar feit, mag hij bevoegdheden uitoefenen in kader van nieuwe strafbare feit die aan hem zijn verleend

4.3. 3. Dwagmiddelen ten aanzien van de persoonlijke vrijheid

4.3.1. Vrijheidsbeneming: volgens artikel 1 van grondwet mag niemand zijn vrijheid worden benomen. Wanneer dit wel gebeurt moet dit in een wet in formele zin zijn vastgelegd

4.3.1.1. Bijv een standehouding is al vrijheidsbeneming, al is dit eigenlijk slechts vrijheidsbeperking

4.3.2. Identiteit: voor verloop van strafproces is de juiste identiteit van de verdachte belangrijk

4.3.2.1. Procesdures vastgelegd in wetboek van strafrecht en wetboek van strafvorderingt

4.3.2.2. Voornamen in strafzaak en aangifte moeten voornamen zijn zoals die in geboorteakte staan

4.3.3. Staande houden: opsporingsbevoegdheid op grond waarvan de verdachte kort ter plaatse mag worden gehouden, met als doel zijn identiteit vast te stellen

4.3.3.1. Opsporingsanmbtenaar moet verdachte dan ook zeggen voor welk strafbaar feit hij als verdachte is aangemerkt

4.3.3.2. Iedere opssporingsambtenaar die belast is met opsporing van betreffende strafbare feit, is volgens artikel 52 WvSv bevoegd op staande te houden

4.3.3.3. Mag op heterdaad, maar ook buiten heterdaad plaatsvinden

4.3.3.4. Ambtenaar vraagt bij staande houding alle identiteitsgegevens op van verdachte. Is bevoegd dit te vragen, niet te vorderen

4.3.3.5. Volgens WvSv heeft opsporingsambtenaar geen bevoegdheid om plaatsen te betreden van anderen om mensen staande te houden

4.3.3.6. Getuigen mogen ook worden staandegehouden. Mag alleen worden gevráágd naar identiteitsgegevens, niet gevorderd!

4.3.4. Ter plaatse houden: als verdachte niet wil blijven staan, is ambtenaar bevoegd verdachte met gepast geweld ter plaatse te houden

4.3.4.1. Gepast geweld -> proportionaliteit en subsidiariteit

4.3.4.2. Moet daartoe wel bevoegd zijn volvens politiewet 2012

4.3.5. Toonplicht identiteitsbewijs

4.3.5.1. Geldige ID-bewijzen zijn ook nederlands vreemdelingendocument, of geldig paspoort van een van de landen van de Europese Economische Ruimte

4.3.5.2. Indien verdachte geen ID-bewijs bij zich heeft moeten gegevens worden gecontroleerd in BRP

4.3.5.3. Vorderen van ID mag in alle gevallen waarin een opsporingsambtenaar of toezichthouder in aanraking met persoon komt en dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor uitoefening van zijn taak

4.3.5.3.1. Verdachte wil niet voldoen = strafbaar

4.3.6. Bevoegdheren vorderen identiteitsbewijs

4.3.6.1. Alleen ambtenaar van de politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak + buitengewoon opsporingsambtenaar wanneer dat redelijkerwijs noodzakelijk is, mag vorderen

4.3.6.1.1. Dus niet elke politieambtenaar, alleen die aangesteld voor de uitvoering van DE politietaak

4.3.6.1.2. Elke **buitengewoon opsporingsambtenaar** + **toezichthouder** heeft bevoegdheid, wanneer dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor uitvoering van zijn taak

4.3.6.1.3. Ook opsporingsambtenaren van bijzondere opsportingsdiensten mogen vorderen

4.3.6.2. Niet tonen van ID-bewijs ter inzage is strafbaar

4.3.6.2.1. Opzettelijk niet voldoen aan vordering van inzage in ID-bewijs kan ook als misdrijf worden beschouwd

4.3.6.3. Vals ID-bewijs of reisdocument tonen

4.3.6.3.1. Dader moet weten dat het vals is, dus bewust doen

4.3.6.3.2. Voorhanden hebben is ook strafbaar

4.3.6.4. Vaststellen en bewijsvoering identiteit

4.3.6.4.1. Identiteit van verdachte moet worden vastgesteld door algemeen opsporignsambtenaar, of door ambtenaar van de politie aangesteld voor uitvoering van technische, administratieve taken die tevens BOA is

4.3.7. Heterdaad en buiten heterdaad

4.3.7.1. BOA heeft bij ontdekking van strafbare feit op heterdaag doorgaans meet bevoegdheden dan buiten heterdaad

4.3.7.1.1. Vergissing is dan bijzonder klein

4.3.7.1.2. Kans op vergissing wordt grotert als strafbare feit enige tijd geleden heeft plaatsgevonden

4.3.7.1.3. Bevoegdheid van ambtenaar stelt of hij op heterdaad mag opsporen voor bepaalde strafbare feiten

4.3.7.2. Heterdaad = direct, of direct nadat strafbare feit begaan is

4.3.7.2.1. Niet noodzakelijk dat de verdachte zelf aanwezig is. Bijv heterdaad betrappen op voorwapen thuis hebben liggen, hoeft verdachte niet voor thuis te zijn. Alleen **voorhanden** hebben is genoeg

4.3.7.2.2. Heterdaad is een **voortdurend delict.** Zolang verboden toestand duurt is en blijft er sprake van heterdaad

4.3.7.2.3. Aflopende delicht: tegenhanger van voortdurend delict. Door eenmalig handelen is strafbare feit voltooid.

4.3.7.3. Buiten heterdaad = nadat het begaan is, in een later stadium

4.3.7.3.1. BOA hoeft strafbare feit voor heterdaad niet eens zelf te ontdekken, een burger kan dit ook doen en BOA daarna inschakelen

4.3.7.3.2. Direct nadat het is begaat > moet een duidelijke aanwijzing voor zijn dat het net is gebeurd, en concrete feiten of omstandigheden zijn

4.3.7.3.3. Afgesleten heterdaad: jaren na het plegen van een strafbare feit mag een BOA een verdachte wel aanhouden, maar is er niet meer sprake van heterdaad, maar van afgesleten heterdaad.

4.3.8. Aanhouden verdachte

4.3.8.1. **Aanhouden:** iemand zijn vrijheid ontnemen met het doel hem te geleiden voor de organen van justitie en politie

4.3.8.2. Heterdaad

4.3.8.2.1. IEDEREEN is bevoegd aan te houden op heterdaad voor een strafbaar feit, dus ook de burger

4.3.8.2.2. Verplichting opsporingsambtenaar: verdachte aanhouden = zo snel mogelijk overbrengen naar de plaats van verhoor om hem voor te geleiden aan (hulp)officier van justitie

4.3.8.2.3. Verplichting burger: moet de aangehoudene onverwijld afgeven aan opsporingsambtenaar, en evt gevonden voorwerpen afgeven

4.3.8.3. Buiten heterdaad

4.3.8.3.1. Bevel tot voorlopige hechtenis kan gegeven worden bij gevangenisstraf van meer dan 4 jaar

4.3.8.3.2. **Voorlopige hechtenis: ** vrijheidsbeneming ingevolge een bevel van bewaring, gevangenneming of gevangenhouding

4.3.8.3.3. Aanhouding door BOA mag alleen op bevel van een hogere autoriteit

4.3.8.3.4. Getrapte bevoegdheid aanhouden buiten heterdaad

4.3.9. Plaatsen ter aanhouding betreden

4.3.9.1. Op heterdaad aanhouden mag ambtenaar overal binnentreden, behalve in woning waarvoor geen toestemming is verleend, de beschermde plaatsen van artikel 12 en overige plaatsen

4.3.9.1.1. Machtiging van OVJ is nodig voor binnentreden

4.3.10. Procedure voorgeleiding

4.3.10.1. Ambtenaar kan verdachte op heterdaad of buiten heterdaad overbrengen voor verhoor aan HOVJ of OVJ

4.3.10.1.1. HOVJ of OVJ beoordeelt verdachte op noodzaak van verdere vrijheidsnemening

4.3.10.1.2. HOVJ beslist op basis van verklaring van verdachte, info van ambtenaar over de rechtmatigheid (en wetmatigheid) van de aanhouding

4.3.10.1.3. HOVJ geeft aan een door de verdachte aangeduidt persoon door dat diegene wordt opgehouden voor onderzoek

4.3.11. Verhoor van de verdachte

4.3.11.1. **Verhoor:** het stellen van vragen door een opsporingsambtenaar aan de verdachte over diens betrokkenheud bij het strafbare feit.

4.3.11.1.1. Het stellen van identiteitsvragen valt niet onder verhoor

4.3.11.1.2. Centrale vraag: heeft de verdachte het strafbare feit gepleegd?

4.3.11.1.3. Getuige of verdachte: bij uitnodiging door ambtenaar moet hij aangeven of deze persoon als getuige of verdachte wordt gehoord

4.3.11.1.4. **Pressieverbod:** WvSv stelt eisen aan verhoor: ambtenaar of rechter moet zich onthouden van druk leggen op verdachte

4.3.11.1.5. **Cautie:** verdacte is niet verplicht tot antwoorden. Dit moet aan verdachte worden medededeeld vóórafgaand aan ieder verhoor

4.3.11.1.6. Tolk **moet** worden ingeschakeld wanneer verdachte Nederlands niet of onvoldoende beheerst

4.3.11.1.7. **Gekozen raadsman:** verdachte kiest zelf ervoor om een advocaat in te huren. **Toegevoegde raadsman:** advocaat wordt toegewezen aan verdachte. Vaak bij misdrijven van 12 jaar gevangenis of meer, en bij kwetsbare verdachten met een stoornis of onder de 18 jaar

4.3.11.1.8. Afstand doen van **rechtsbijstand:** minderjarigen kunnen geen afstand doen. Zij moeten altijd worden bijgestaan door een raadsman

4.3.11.1.9. Regels over inrichting en orde van het verhoor zijn opgenomen in het **Besluit inrichting en orde politieverhoor**

4.3.11.1.10. 3 rechten van verdachte

4.3.11.1.11. **Vrije verkeer:** instanties mogen alle communicatie tussen raadsman en verdachte niet inzien

4.3.11.1.12. Processiestukken

4.3.11.1.13. Inverzekeringsstelling van verdachte

4.3.11.1.14. Voorgeleiding aan rechter-commissaris

4.3.11.1.15. Voorlopige hechtenis

4.3.11.1.16. Dagvaarden verdachte

4.3.11.1.17. Pro formazitting

4.4. 4. Toepassen dwangmiddelen ten aanzien van de persoonlijke integriteit

4.5. 6. Binnentreden in woningen en betreden van andere plaatsen

4.6. 7. Jeugdige personen

5. 7. Misdrijven die tegen een ambtenaar gepleegd kunnen worden

5.1. Vijf misdrijven mogelijk:

5.1.1. **Ambtsdwang:** een ambtenaar door geweld of bedreiging met geweld dwingen tot het volvoeren van een ambtsverrichting, of het nalaten van een rechtmatige ambtsverrichting

5.1.1.1. Is een **opzetmisdrijf**. Dit houdt opzet in en is bovendien wedderrechtelijk

5.1.1.2. Alle bestanddelen van misdrijf moeten betrokken worden: dader moet zich realiseren dat hij te maken heeft met een ambtenaar en dat hij deze dwingt tot handelen, of nalaten tot rechtsmatig handelen

5.1.1.3. Belangrijk: ambtsdwang geldt alleen als dwang wordt gericht op de persoon die niet handelt zoals dader wil. Dus een **inactieve** ambtenaar zo gezegd

5.1.1.4. **Geweld **= elke aanwending van lichaamskracht van niet geringe betekenis

5.1.2. **Wederspannigheid:** zich met geweld verzetten tegen een ambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening **óf** tegen personen die hem daarbij volgens wettelijke verplichting, of op zijn verzoek bijstand verlenen.

5.1.2.1. Bescherming van **actieve ** ambtenaar

5.1.2.2. Beschermt ook burger die hem behulpzaam is bij taakuitvoering

5.1.2.3. **Gekwalificeerde ambtdwang of wederspannigheid:** gekwalificeerd betekent dat er een strafbaar feit is met verzwarende omstandigheden, dus het misdrijf 'enig lichamelijk letsel' t/m 'de dood' tot gevolg heeft. Dit moeten wel **ongewilde effecten** zijn voor deze kwalificatie

5.1.2.3.1. Verdachte kan dan zwaarder gestraft worden. Moet het directe gevolg zijn van het verzet tegen de ambtenaar of persoon die ambtenaar helpt

5.1.2.3.2. Zwaar letsel is volgens WbvS pas ''ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat en ook voortdurende ongeschiktheid tot uitoefenen van beroep

5.1.2.3.3. Enig letsel = max 5 jaar

5.1.2.4. **Wederspannigheid of amtsdwang in vereniging:** twee of meer personen, met verenigde krachten

5.1.2.4.1. Feitelijk dubbel gekwalificeerde amtsdwang of wederspannigheid. Dader zwaarder gestraft dan bij enkele vorm

5.1.3. Bevel, vordering en handeling van een ambtenaar

5.1.3.1. Gerecht tegen de **activiteiten ** van de ambtenaar

5.1.3.2. Twee opzetmisdrijven:

5.1.3.2.1. 1. Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan doo een ambtenaar

5.1.3.2.2. 2. Opzettelijk enige handeling van de ambtenaar beletten, belemmeren of verijdelen

5.1.4. Zich niet verwijderen na een bevel van bevoegd gezag

5.1.4.1. Twee plaatsen waarin persoon opschudding kan veroorzaken

5.1.4.1.1. Een terechtzittng (met gesloten deuren)

5.1.4.1.2. Openbaar: Waar een ambtenaar in het openbaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening werkzaam is

5.1.4.2. Bevel gegeven = direct verwijderen

5.1.4.2.1. Rechter is bevoegd gezag, en kan bevel geven

5.1.4.3. Strafbaar wanneer opschudding veroorzaken **EN** niet verwijderen na bevel

5.1.4.4. Allen directe veroorzaker kan bevel worden gegeven, niet aan omstanders

5.1.5. Eenvoudige belediging

5.1.5.1. **Begrip:** elke opzettelijke belediging die niet het karakter van smaad of smaadschrift draagt. Iemands eer en/of goede naam aanranden

5.1.5.2. Is een absoluut klachtmisdrijf: zonder klacht van beledigde kan OM in principe geen opsporingsonderzoek instellen

5.1.5.3. Maakt niet uit of beledigde al dan niet aanwezig is voor strafbaarheid

5.1.5.4. Belediging van ambtenaar kan straf maximaal 1/3e hoger zijn

5.1.5.4.1. Dader moet dan wel weten dat het een ambtenaar is

5.1.5.4.2. Dit is geen klachtdelict, maar **ambtshalve vervolgbaar. ** Ambtenaar kan verdachte zelf aanhouden

6. Begrip materiaal strafrecht

6.1. **Wat strafbaar is:** strafbare feiten die in tal van wettelijke strafbepalingen voorkomen zoals wetten, algemene maatregelen van bestuur, verordeningen en keuren

6.2. **Wie daarvoor strafbaar is:** diegene die een strafbaar feit pleegt is als dader daarvoor strafbaar

6.2.1. Kunnen ook medeplichtigen zijn

6.3. Welke straf erop gesteld is: vrijheidsstraf, taakstraf of een geldboete. Kan ook een combinatie zijn.

6.3.1. Soms kan ook een bijkomende straf worden opgelegd, of een maatregel

6.4. Wetboek van strafrecht bestaat uit 3 boeken:

6.4.1. 1. Algemene bepalingen

6.4.2. 2. Mijsdrijven

6.4.3. 3. Overtredingen

7. 4. Poging en voorbereiding

7.1. Poging tot misdrijf

7.1.1. Poging tot misdrijf: is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft openbaard. Het misdrijf is echter dan nog **niet** voltooid

7.1.2. Bij bepaalde misdrijven is poging tot misdrijf niet strafbaar, vanwege de wet. Bijvoorbeeld poging tot eenvoudige mishandeling.

7.1.2.1. Bij sommige misdrijven is poging ook niet strafbaar als dit mondeling is, bijvoorbeeld poging tot mondelinge eenvoudige belediging. Poging is niet mogelijk, je doet het of niet.

7.1.3. Voorwaarden voor poging

7.1.3.1. Een misdrijf

7.1.3.2. Een dader

7.1.3.3. Een voornemen van de dader om misdrijf te plegen

7.1.3.4. Een begin van de uitvoering waardoor dat voornemen is geopenbaard

7.1.3.4.1. **Voorbereidingsplannen** zijn niet strafbaar! Daadwerkelijke uitvoering moet geschieden

7.1.4. Soorten pogingen tot misdrijf

7.1.4.1. **Voltooide poging:** als dader pistool op iemand richt, en daarna afvuurt. De kogel kan doel missen, maar poging is een feit.

7.1.4.2. **Onvoltooide poging:** dader is met uitvoeren misdrijf begonnen, maar tijdens uitvering wordt hij **buiten zijn wil om** onderbroken

7.1.4.2.1. Dader richt pistool op slachtoffer, maar voordat hij trekker kan overhalen wordt pistool uit zijn handen geslagen

7.1.4.3. **Vrijwillige terugtreding:** als dader één of meer uitvoeringshandelingen heeft verricht, maar vervolgens vrijwillig terugtreedt voordat het misdrijf is voltooid, is hij niet strafbaar voor poging van dat misdrijf

7.1.5. Bij veroordeling wegens een poging tot misdrijf wordt straf vaak met **een derde verminderd,** ten opzichte van de daadwerkelijke uitvoering van misdrijf

7.1.6. Poging tot **overtreding** is niet strafbaar. Dat kan ook niet worden aangetoond

7.2. Voorbereiding van een misdrijf

7.2.1. Begrip: dader verwerft, vervaardigt, voert in, voort door of voert uit opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoersmiddelem **bestemd tot het begaan van een misdrijf** waarop naar wettelijke omschrijving een **gevangenisstraf van 8 jaar of meer** is gesteld

7.2.2. Voorbereiding gaat vooraf aan poging/voltooiing.

7.2.2.1. Voorbereiding -> poging -> voltooiing

7.2.3. Strafvermindering met **de helft** van de hoofdstraf bij enkel voorbereiding

8. 4. Toepassen van dwangmiddelen ten aanzien van de persoonlijke integriteit

9. 2. Tegen wie de vervolging is gericht

10. 5. Deelneming aan strafbare feiten

10.1. Twee soorten deelnemers

10.1.1. 1. Daders

10.1.1.1. Plegers

10.1.1.1.1. één strafbare dader, die alle bestanddelen van het strafbare feit alleen pleegt

10.1.1.1.2. Door zelf te handelen, maar ook nalaten van handelen

10.1.1.2. Medeplegers

10.1.1.2.1. Tenminste 2 strafbare daders.

10.1.1.2.2. In bewuste samenwerking de bestanddelen van een strafbaar feit uitvoeren

10.1.1.2.3. Iedere medepleger moet minimaal 1 bestanddeel uitvoeren, en gezamenlijk alle bestanddelen van strafbare feit

10.1.1.2.4. **Medepleger is strafbaar voor hele strafbare feit,** niet alleen voor hun eigen aandeel

10.1.1.3. Doen plegers

10.1.1.3.1. Tenminste twee daders: **strafbare** intellectuele dader en **niet-strafbare** materiële dader

10.1.1.3.2. Intellectuele dader bedenkt het plan, en laat (doet) dit vervolgens door materiële dader plegen

10.1.1.3.3. Doen plegen geldt alleen als een **schulduitsluitingsgrond ** aanwezig is, zoals ontoerekeningsvatbaarheid of overmacht of AVAS (afwezigheid van alle schuld)

10.1.1.4. Uitlokkers

10.1.1.4.1. Tenminste twee daders:** strafbare** intellectuele dader en **strafbare ** materiële dader

10.1.1.4.2. Intellectuele dader bedenkt het plan, maar lokt materiële dader willens en wetens uit het strafbare feit te plegen

10.1.1.4.3. Uitlokkingsmiddelen: giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, misleiding, verschaffen va ngelegenheid, verschaffen middelen of verschaffen van inlichtingen

10.1.1.4.4. Aansprakelijkheid uitlokker

10.1.2. 2. Medeplichtigen

10.1.2.1. **Medeplichtigheid aan overtreding is niet strafbaar**

10.1.2.2. Begrip: medeplichtigen zijn **opzettelijk** behulpzaam bij het plegen van een misdrijf of daartoe opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen

10.1.2.3. Straf voor medeplichtigen wordt doorgaans met **1/3e verminderd**

10.1.2.4. 2 vormen

10.1.2.4.1. Voorbereidingshandelingen: opzettelij mogelijk maken of vergemakkelijk maken van misdrijf

10.1.2.4.2. Ondersteuningshandelingen: **tijdens het plegen** van het bisdrijf opzettelijk behulpzaam zijn bij de pleging

10.2. Rechtspersonen

10.2.1. Natuurlijke personen: mensen

10.2.2. Rechtspersonen: door het recht geceëerde organisaties die rechtshandelingen mogen verrichten zoals koop en verkoop

10.2.2.1. Rechtspersonen kunnen dus ook strafbare feiten plegen

10.2.2.1.1. Bepaalde functionarissen binnen rechtspersoon kunnen worden vervolgd door het OM. Alleen functionarissen die opdracht hebben gegeven tot strafbare feit óf die feitelijk duidelijk leiding hebben gegeven aan de verboden gedraging

10.2.2.2. OM heeft keuezmogelijkheid: alleen rechtspersoon gevolgen óf alleen functionarissen voor rechtspersoon. Maar kan ook allebei

10.2.2.3. 2 categoriën

10.2.2.3.1. Publiekrechtelijne rechtspersoon: staat, provincies, gemeenten en waterschappen

10.2.2.3.2. Privaatrechtelijke rechtspersonen: verenigingen, bedrijven, etc.

11. 3. Strafbaar feit

11.1. **Strafbaar feit** is een volgens jurisprudentie verstaan bewezen menselijke gedraging, die gedekt wordt door een wettelijke delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten

11.2. Voorwaarden voor strafbaarheid

11.2.1. 3. **Aan schuld te wijten:** verwijtbaarheid van een gedraging

11.2.1.1. Afwezigheid van alle schuld: als iemand niet kon weten dat hij verwijtbaar handelde

11.2.1.2. Schuld bij overtreding: dit hoeft niet door opsporingsambtenaar te wordenaangetoond of door OM te worden bewezen. Kan al worden bewezen door het feitelijke plegen ervan.

11.2.1.2.1. Aangenomen tot het tegendeel blijkt

11.2.2. **1. Bewezen menselijke gedraging**

11.2.2.1. Bepaalde handeling, of juist het nalaten van een bepaalde handeling

11.2.2.2. Rechter moet bewezen achten dat verdachte de hem verweten gedraging heeft gepleegd

11.2.3. 4. **Wederrechtelijk**

11.2.4. 2. **Wettelijke delictsomschrijving:** omschrijving van de strafbare gedraging waarin de bestanddelen staan die moeten zijn ingevuld om de verdachte te kunnen straffen

11.2.4.1. Ook wel **norm** genoemd: omschrijving van de strafbare gedraging

11.2.4.2. **Bestanddeel:** een onderdeel van een wettelijke delictsomschrijving of norm

11.2.4.3. Twee voorwaarden aan voldoen:

11.2.4.3.1. 1. Wedderrechtelijk: zonder bevoegdheid

11.2.4.3.2. 2. Schuld hebben: verwijtbaar zijn door nalatigheid, onvoldoende voorzorg, onachtzaamheid of onzorgvuldigheid

11.3. **Schuld in ruime zin: ** bevat twee onderdelen

11.3.1. Opzet: willens en wetens plegen van een strafbaar feit

11.3.1.1. Bijvoorbeeld vernieling en moord. Maar ook dwingen, bedreigen, mishandelen of vervalsen. Zoiets gebeurt bewust.

11.3.1.2. Als strafbaarheid is vereist, moet een opsporingsambtenaar in ziijn proces-verbaal aantonen dat een misdrijf opzettelijk is gepleegd. OM moet opzet vervolgens bewijzen

11.3.2. Schuld in enge zin: schuld waarbij sprake is van een ongewild vervolg.

11.3.2.1. Schuldmisdrijven: hierbij is altijd sprake van een ongewild vervolg. Moet gaan om een ernstige vorm van nalatigheid, onachtzaamheid of onzorgvuldigheid

11.3.2.1.1. ''Niet de nodige voorzorgmaatrgelen nemen''

11.3.2.1.2. ''Ernstige reden hebben om te vermoeden''

11.3.2.1.3. ''Redelijkerwijs moet vermoeden''

11.4. Strafbepaling: moet in een wettelijk voorschrift omschreven zijn. Vrijwel altijd een wetsartikel

11.4.1. Opbouw strafbepaling: 3 delen

11.4.1.1. Wettelijke delictsomschrijving (of norm):

11.4.1.1.1. Cruciaal, anders geen sprake van strafbepaling

11.4.1.1.2. Voorbeeld bestanddelen: verbod voor nuttigen alcohol op openbare weg

11.4.1.2. Sanctie: maximale straf die opgelegd kan worden.

11.4.1.3. Kwalificatie: naam die de wetgever aan een wetsartikel geeft

11.4.1.3.1. Kwalificaties zijn bijv moord, doodslag, valsheid in geschrifte en diefstal

11.5. Wettelijke strafsluitingsgronden: uitzonderingen op strafbaarheid

11.5.1. Ontslag van alle rechtsvervolging: rechter bepaalt of er sprake is van strafuitsluitingsgrond. Uitspraak dan van de rechter: ''ontslag van alle rechtsvervolging''

11.5.1.1. *Opsporingsambtenaar mag deze conclusie niet trekken

11.5.1.2. Van toepassing op daders, maar ook op medeplichtigen

11.5.1.3. Schuld vervalt, óf de wederrechtelijkheid

11.5.2. 5 gronden voor strafuitsluiting

11.5.2.1. 1. **Ontoerekeningsvatbaarheid:** hij die een strafbaar feit begaat kan dit wegens een psyshische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap niet worden toegerekend

11.5.2.1.1. Stoornis: bijv persoonlijkheidsstoornig

11.5.2.1.2. Psychogeriatrische aandoening: bijv dementie

11.5.2.1.3. Verstandelijke handicap: bijv onderontwikkeld denkvermogen

11.5.2.1.4. Deskundige geeft advies in een rechtszaak. Bijvoorbeeld een arts, psycholoog of psychiater

11.5.2.1.5. Niet strafbaar, maar rechter kan wel **maatregel** opleggen, bijv verblijf in instelling

11.5.2.1.6. Verminderde ontoerekeningsvatbaarheid: vermindering straf

11.5.2.2. **2.Overmacht:** elke kracht, dwang of drang waaraan men geen weerstand kan of hoeft te bieden

11.5.2.2.1. Hoef te bieden betekent: je kan niet van de dader verwachten dat hij aan de druk weerstand biedt

11.5.2.2.2. Niet alleen fysieke drang, ook geestelijk kan gelden

11.5.2.2.3. **Overmacht in ruime zin**:

11.5.2.3. **3. Noodweer en noodweerexces**: van eigen lijf of andersmans lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding

11.5.2.3.1. **Aanranding:** daadwerkelijke aantasting of aanval

11.5.2.3.2. **Ogenblikkelijk en wederrechtelijk:** onmiddelijke dreiging en niet mag zijn afgelopen

11.5.2.3.3. **Noodzakelijke verdediging** geboden tegen de aanranding: geboden betekent dat men niet anders kan dan zich verdedigen; er is een andere uitweg.

11.5.2.3.4. **Eerbaarheid:** plegen van onzedelijke handelingen

11.5.2.3.5. **Goed:** materiële goederen

11.5.2.3.6. **Feit:** moet een strafbaar feit zijn

11.5.2.3.7. **Noodweerexces:** beroep op noodweer gaat niet op wanneer iemand bij verdediging de grenzen van het toelaatbare overschrijdt.

11.5.2.4. 4. **Wettelijk voorschrift:** niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift

11.5.2.4.1. Als iemand een wettelijk voorschrift uitvoert en daardoor een strafbaar feit pleegt, dan is hij niet strafbaar

11.5.2.4.2. Twee geschreven regels botsen met elkaar

11.5.2.4.3. Bepaling van strafuitsluiting op basis van wat daadwerkelijk onder **wettelijke voorschriften** wordt verstaan:

11.5.2.5. 5. **Ambtelijk bevel**: een door een ambtenaar gegeven dwingende opdracht, die gebaseerd is op een wettelijk voorschrift

11.5.2.5.1. Intellectuele dader: diegene die het bevel geeft

11.5.2.5.2. Materiële dader: diegene die het bevel opvolgt. Deze persoon is niet strafbaar voor het opvolgen

11.5.3. 2 soorten

11.5.3.1. Schulduitsluitingsgrond: niet strafbaar als hij/zij een strafbaar feit heeft begaan met een geoorloofd middel, voor de noodzakelijke verdediging van zijn eigen of een ander lijf, eerbaarheid of goed

11.5.3.2. Rechtvaardigheidsgrond: wederrechtelijkheid vervalt en daardoor de onrechtmatigheid van de gedraging