1. verhinderen om binnen te dringen
1.1. huid
1.1.1. fysisch
1.1.1.1. dode cellaag
1.1.2. chemisch
1.1.2.1. zuurmantel (talg, zweet)
1.1.3. competitie
1.1.3.1. microbioom huid
1.2. slijmvliezen
1.2.1. fysisch
1.2.1.1. slijm vangt indringers
1.2.2. chemisch
1.2.2.1. enzymen
1.2.3. mechanisch
1.2.3.1. hoesten, niezen, trilharen
1.2.4. competitie
1.2.4.1. microbioom darm
1.2.4.2. microbioom vagina
2. eens binnen
2.1. 1) opsporen
2.1.1. via antigeen op pathogeen in bloed, lymfe of weefselvocht
2.1.2. via antigeen op oppervlak van geïnfecteerde cel
2.1.2.1. via antigeenpresentatie door MHC-I-eiwit
2.2. 2) alarm
2.2.1. cytokines alarmeren immuunsysteem en veroorzaken ontsteking
2.2.1.1. roodheid
2.2.1.2. zwelling
2.2.1.3. pijn
2.2.1.4. warmte/koorts
2.2.1.5. functieverlies
2.2.2. doorlaatbaarheid bloedvaten verhoogt
2.3. 3) bestrijden via cellen
2.3.1. fagocytose door
2.3.1.1. macrofagen in weefsels
2.3.1.1.1. antigeenpresentatie
2.3.1.2. neutrofielen in bloed
2.3.1.2.1. granules vrijlaten met vernietigende stoffen
2.3.1.3. dendritische cellen in huid en slijmvliezen
2.3.1.3.1. antigeenpresentatie gevolgd door transport naar lymfe
2.3.2. celperforatie door
2.3.2.1. natural killercellen (lymfocyten)
2.3.2.1.1. sporen afwijkende cellen op door ontbrekende MHC-I- eiwitten
2.3.2.1.2. perforeren het celmembraan met perforines --> cel sterft