Theoretische kaders

Psychologie

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Theoretische kaders Door Mind Map: Theoretische kaders

1. Psychoanalytische theorie

1.1. Sigmund Freud

1.2. Psychische structuren

1.2.1. Es (id)

1.2.1.1. Biologische driften; eros (levensdrift), thanatos (doodsdrift), libido (geslachtsdrift)

1.2.1.2. Onbewust; vanaf geboorte

1.2.2. Ich (ego)

1.2.2.1. Realiteitsprincipe, kanaliseert impulsen van het Es

1.2.2.2. Bewust, vroeg in de babytijd

1.2.3. Über-ich (super-ego)

1.2.3.1. Geweten; sociale verwachtingen

1.2.3.2. Interactie (ouders); tussen 3-6 jaar

1.3. Psychosexuele fasen

1.3.1. Orale fase (0-1j)

1.3.2. Anale fase (1-3j)

1.3.3. Fallisch (3-6j)

1.3.4. Lantentie (6-11j)

1.3.5. Genitaal (12+)

2. Psychosociale theorie

2.1. Erik Erikson

2.2. 8 fases van conflicten

2.2.1. Baby (0-1j)

2.2.1.1. Basisvertrouwen vs basiswantrouwen

2.2.2. Peuter (1-3j)

2.2.2.1. Autonomie vs schaamte & twijfel

2.2.3. Kleuter (3-6j)

2.2.3.1. Initiatief vs schuld

2.2.4. Kind (6-11j)

2.2.4.1. Vlijt vs minderwaardigheid

2.2.5. Adolescentie (12-18j)

2.2.5.1. Identiteit vs identiteitsverwarring

2.2.6. Jong volwassenheid (18-30j)

2.2.6.1. Isolement vs intimiteit

2.2.7. Volwassenheid (30-60j)

2.2.7.1. Scheppend vs stagnatie

2.2.8. Ouderdom (60+j)

2.2.8.1. Ik-integriteit vs wanhoop

3. Behaviorisme

3.1. John B. Watson

3.1.1. Klassieke conditionering

3.2. B.F. Skinner

3.2.1. Operante conditionering

3.3. Observeerbaar gedrag & externe stimuli die dit gedrag uitlokken

4. Sociaal-cognitieve leertheorie

4.1. Albert Bandura

4.2. Monkey Step Ladder Experiment

4.2.1. Gedrag kan worden aangeleerd door observatie & sociale invloed, zonder directe negatieve ervaringen.

4.3. Modelleren

4.3.1. Leren door observatie

4.4. Self-efficacy

4.4.1. Vertrouwen in je eigen capaciteiten om taken goed uit te voeren

5. Cognitieve leertheorie

5.1. Jean Piaget

5.2. Fases van cognitieve ontwikkeling

5.2.1. Sensori-motorisch (0-2j)

5.2.1.1. Coördinatie van zintuigen & motorische reacties

5.2.1.2. Ontwikkeling objectpermanentie

5.2.2. Pre operationeel (2-7j)

5.2.2.1. Symbolisch denken

5.2.3. Concreet operationeel (7-11j)

5.2.3.1. Concepten begrijpen in concrete situaties

5.2.3.2. Toepassing van tijd en ruimte

5.2.4. Formeel operationeel (11j+)

5.2.4.1. Theoretisch en hypothethisch denken (abstract redeneren)

5.3. Assimilatie

5.3.1. Begrijpen van ervaring obv bestaande schema's

5.3.2. Nieuwe ervaringen koppelen aan info die we al kennen

5.4. Accomodatie

5.4.1. Schema's aanpassen obv nieuwe informatie

6. Humanistisch perspectief

6.1. Carl Rogers / Abraham Maslow

6.2. Piramide van behoeften

6.2.1. Zelfactualisatie

6.2.1.1. doel in het leven: Abraham Maslow

6.2.1.2. Optimaat benutten van eigen potentieel

6.2.2. Erkenning

6.2.3. Sociale behoefte

6.2.4. Zekerheid

6.2.5. Fysiek

6.3. Vrije wil staat centraal

6.3.1. Individuen zijn in staat hun eigen weg naar groei en vervulling te vinden

7. Contextueel perspectief

7.1. Urie Bronfenbrenner

7.2. Bio-ecologisch model

7.2.1. Microsysteem

7.2.1.1. Bidirectioneleinteracties met directe omgeving

7.2.2. Mesosysteem

7.2.2.1. Relaties tussen microsystemen (thuis, school...)

7.2.3. Exosysteem

7.2.3.1. Sociale settings waartoe kind zelf niet behoort

7.2.4. Macrosysteem

7.2.4.1. Culturele waarden, wetten...

7.2.5. Chronosysteem

7.2.5.1. Dynamische, steeds veranderende aard van omgeving (vb: verhuizen)

8. Socioculturele theorie

8.1. Lev VYgotsky

8.2. ontwikkeling komt voort uit de interactie tussen kind en omgeving

8.2.1. interacties met 'meer kundige' leden

8.2.2. Overdracht van cultuur

9. Evolutionaire psychologie

9.1. Konrad Lorenz

9.2. Uitbreiding ethologie

9.2.1. Welke rol speelt onze biologische achtergrond

9.3. Adaptieve waarde van menselijke vaardigheden

9.4. Sensitieve periodes