het spijsveteringsstelsel

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
het spijsveteringsstelsel Door Mind Map: het spijsveteringsstelsel

1. pancreas

1.1. endocriene klier

1.1.1. afgifte insuline

1.1.1.1. voor verlagen bloedsuiker

1.1.2. glucageen

1.1.2.1. voor een verhoogde bloedsuiker

1.2. exocriene klier

1.2.1. afgeven pancreas enzym

1.2.1.1. eiwitten

1.2.1.1.1. trypsine

1.2.1.2. vetten

1.2.1.2.1. lipase

1.2.1.3. koohlydraten

1.2.1.3.1. amylase

1.2.2. stabiliseren maagzuur

2. het lever

2.1. productie eitwitten

2.1.1. albumine

2.1.1.1. synthese plasma-eiwitten

2.2. reguleren bloedsuiker

2.2.1. glucose opslaan

2.3. vetering en transport van vetten

2.4. produceren en reguleren cholesterol

2.5. afbreken schadelijke stoffen

2.5.1. deze gaan naar het urine

2.6. filtereren van het bloed

2.6.1. productie bilirubine

2.6.1.1. bilirubine speelt een rol in de verwerking en uitscheiding van afvalstoffen uit rode bloedcellen.

2.7. opnemen en oplsaan vitaminen

3. galblaas

3.1. opslag gal

3.2. het hormoon cholecystokinine wort vrijgegeven

3.2.1. dit zorgt ervoor dag de galblaas samentrekt

3.2.1.1. waarna gal wordt vrijgegeven

4. de mondholte

4.1. tong

4.2. gebit

4.2.1. oppervlakte vergroten

4.3. speekselklieren

4.3.1. amylaze (enzym)

5. Farynx-oesophagus (slokdarm)

5.1. contracties in de wand door spieren

5.1.1. golbeweging

5.1.1.1. voedsel wordt naar de maag geleid.

5.2. LES

5.2.1. klep die alleen opent tijdens slikken

5.2.1.1. voorkomen reflux (terugstromen maaginhoud)

6. de maag

6.1. voedsel word vermengd met maagsap

6.1.1. maagsap

6.1.1.1. slijm

6.1.1.1.1. beschermd maagwand

6.1.1.2. zoutzuur

6.1.1.2.1. activeren enzymen

6.1.1.3. pepsine

6.1.1.3.1. veterd eiwitten

6.2. tijdelijke opslagplaats

6.3. absorptie van stoffen

6.4. productie gastrine (hormoon)

6.4.1. stimuleert productie maagssap

6.5. parientale cellen

6.5.1. zitten in de klieren van de maagwand

6.5.2. produceren zoutzuur(HCI)

6.5.3. lage pH

6.5.3.1. dood bactertien

6.6. zymogenen cellen

6.6.1. scheiden pepsine af

6.6.1.1. breekt eiwitten af tot kleinere ketens

7. de dunne darm

7.1. koohlydraten, vetten en eitwitten worden verder afgebroken

7.1.1. door enzymen en gal uit het lever (gal emulgeert vetten)

7.2. Villi (darmvlokken)

7.2.1. elk bevat een netwerk van haarvaten, lymfe en gladde spiercellen

7.2.1.1. wateroplosbare stoffen worden hier in de bloedbaan opgenomen

7.3. plica circulates (darmpplooien)

7.3.1. vergroten het oppervlake van de dunne darm

7.3.1.1. meer ruimte verteren van voedel en het vertragen van de doorgang

7.3.1.1.1. meer tijd voor de enzymen om af te breken

7.4. Duedenum (eerste deel)

7.4.1. gladde spiercellen zorgen voor perialstiek

7.4.1.1. stabiliseren ph

7.5. Jejenum

7.5.1. hier vindt het grootste deel van de vetering plaats

7.5.1.1. voedseldeeltjes worden in de darmwand opgenomen

7.5.1.1.1. musoca

7.5.1.1.2. submucosa

7.5.1.1.3. muscalaris externa

7.5.1.1.4. serosa

7.5.1.2. opgenomen in de bloedbaan

7.6. ileum

7.6.1. laatste deel van de dunne darm

7.6.1.1. opname van B12, galzuren en zouten

8. dikke darm (colon)

8.1. functies:

8.1.1. terugabsorptie van h2O

8.1.1.1. indikken ontlasting

8.1.2. absorptie van beschikbare stoffen

8.1.2.1. galzuren, vitaminen en zouten

8.1.3. productie van vit K en B

8.1.4. opslag ontlasting

8.2. cecum (blinde darm)

8.2.1. zit het warmvormig aanhangsel aan