begeleiden in de palliatieve en terminale fase

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
begeleiden in de palliatieve en terminale fase Door Mind Map: begeleiden in de palliatieve en terminale fase

1. emoties

1.1. verdriet

1.2. angst

1.3. stress

2. rekening houden met de individuele zorgvrager

2.1. levensfase

2.1.1. kind, volwassene, oudere

2.1.2. angsten en zorgen

2.2. persoonlijkheid

2.2.1. stabiel vs instabiel

2.2.2. extravert vs introvert

2.2.3. open vs gesloten

2.2.4. zorgvuldig vs laks

2.2.5. vriendelijk vs onvriendelijk

2.3. diversiteit

2.3.1. afkomst, religie, geslacht

2.3.2. waarden en normen respecteren

3. rol van verpleegkundige

3.1. eerste aanspreekpunt

3.2. begeleiden en ondersteunen

4. begeleiden van naasten en mantelzorgers

4.1. rol van naasten en mantelzorgers

4.1.1. emotionele steun aan de zorgvrager

4.1.2. zorg- en regeltaken overnemen

4.1.3. impact van de ziekte op hun eigen leven

4.2. uitdagingen voor naasten/mantelzorgers

4.2.1. machteloosheid en onzekerheid

4.2.2. angst voor het naderende overlijden

4.2.3. balans tussen zorg en eigen behoeften

4.3. draagkracht en draaglast

4.3.1. draagkracht

4.3.1.1. wat iemand aankan (mentaal, fysiek, emotioneel)

4.3.2. draaglast

4.3.2.1. de hoeveelheid taken en verantwoordelijkheden

4.3.3. risico op overbelasting bij een disbalans

4.4. overbelasting herkennen

4.4.1. lichamelijke klachten: hoofdpijn, vermoeidheid, stijve spieren

4.4.2. psychische klachten: concentratieproblemen, prikkelbaarheid, slapeloosheid

4.4.3. verwaarlozing van zelfzorg (ongezond eten, overmatig alcoholgebruik)

4.5. behoefte aan begeleiding

4.5.1. regelmatige gesprekken met verpleegkundige

4.5.2. praktische hulp (meer thuiszorg, hulpmiddelen)

4.5.3. emotionele ondersteuning (luisterend oor, psychologische begeleiding)

4.5.4. voorlichting over ziekte- en stervensproces

5. ondersteuning

5.1. voorlichting

5.1.1. ziekte- en stervensproces uitleggen

5.2. opvangen na slechte nieuws

5.2.1. emotionele ondersteunung, tijd geven

5.3. ziekte en overlijden

5.3.1. rouwproces ondersteunen

5.4. signaleren van extra hulp

5.4.1. observeren en doorverwijzen

5.5. zorg en hulpmiddelen

5.5.1. informatie en advies over zorgproces en hulpmiddelen

5.6. begeleiden van naasten

5.6.1. emotionele steun voor familie en mantelzorgers

6. fasen van rouw en verliesverwerkend

6.1. ontkenning

6.1.1. weigeren: realiteit van ziekte/afscheid

6.1.2. gedrag: geen gesprek, zorg weigeren, onrealistische plannen

6.1.3. begeleiden: laat zorgvrager tempo bepalen

6.2. boosheid/woede

6.2.1. zoeken naar schuldige voor situatie

6.2.2. boosheid kan gericht zijn op naasten, arts, God, verpleegkundige

6.2.3. begeleiding: geef ruimte voor boosheid, blijf kalm, niet persoonlijk nemen

6.3. onderhandelen

6.3.1. poging om dood uit te stellen door beter gedrag

6.3.2. belofte voor verandering in ruil voor gezondheid

6.3.3. begeleiding: aanmoedigen positief gedrag

6.4. verdriet/depressie

6.4.1. acceptatie van ziekte en naderend einde

6.4.2. twee fasen van depressie

6.4.2.1. terugwerkende depressie (verwerking van verleden)

6.4.2.1.1. kenmerken: verdriet over verloren zelfredzaamheid

6.4.2.1.2. gevoelens: schuld, schaamte, angst, onzekerheid

6.4.2.1.3. begeleiding: praat met de zorgvrager over zijn leven en verlies, help bij het verwerken van schuldgevoelens

6.4.2.2. voorbereidende depressie (aanvaarding toekomst)

6.4.2.2.1. kenmerken: verdriet over naderend verlies van dierbaren en eigen gezondheid

6.4.2.2.2. gevoelens: verdriet en acceptatie van het einde

6.4.2.2.3. begeleiding: wees rustig aanwezig, toon begrip, maar vermijd opbeurende opmerkingen

6.4.3. begeleiding: gesprekken om gevoelens te begrijpen en de zorgvrager te ondersteunen in zijn proces

6.5. aanvaarding

6.5.1. kenmerken: zorgvrager accepteert zijn naderende dood, zoekt rust

6.5.2. gedrag: minder interesse in de omgeving, weinig behoefte aan informatie of bezoek

6.5.3. begeleiding: bied steun door rustig aanwezig te zijn, vraag naar eventuele laatste wensen

7. voorkomen van overbelasting

7.1. gezond eten, voldoende rust en slaap

7.2. tijd nemen voor ontspanning en leuke activiteiten

7.3. in gesprek gaan over draagbare en belastende taken

7.4. zorgvrager betrekken bij het gesprek

7.5. takenverdeling vastleggen in het verpleegplan

7.6. hulp vragen uit het netwerk van de zorgvrager

7.7. inschakelen van professionele zorg en vrijwilligers (VPTZ)

7.8. mogelijkheid tot respijtzorg voor tijdelijke ontlasting