Leiding geven aan...

Plan your projects and define important tasks and actions

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Leiding geven aan... Door Mind Map: Leiding geven aan...

1. Boonstra

1.1. Machtsstrategie (doordrukken)

1.1.1. sturing door top

1.1.2. doelgericht

1.1.3. positiemacht

1.1.4. inzet controllers

1.1.5. lineair proces

1.1.6. macht en dwang

1.1.7. commanderen

1.2. Planmatige strategie (doorzetten)

1.2.1. initiatief bij top

1.2.2. oplossingsgericht

1.2.3. expertmact

1.2.4. inzet consultants

1.2.5. lineair proces

1.2.6. overreden

1.2.7. overtuigen

1.3. Onderhandelingsstrategie (doorgronden)

1.3.1. meerdere actoren

1.3.2. resultaatgericht

1.3.3. positionele macht

1.3.4. tijdelijke coalities

1.3.5. interactief proces

1.3.6. onderhandelen

1.3.7. uitwisselen

1.4. Programmatische strategie (ontwikkelen)

1.4.1. reflectief

1.4.2. probleemgericht

1.4.3. verleidingsmacht

1.4.4. input pofessionals

1.4.5. zoekproces

1.4.6. participatie

1.4.7. begeleiden

1.5. Leerstrategie (ondervinden)

1.5.1. actief en reflectief

1.5.2. transitiegericht

1.5.3. informele macht

1.5.4. inbreng leraren

1.5.5. circulair proces

1.5.6. actiegericht leren

1.5.7. faciliteren

1.6. Transformationele strategie (ontdekken)

1.6.1. interactief

1.6.2. toekomstgericht

1.6.3. visionaire macht

1.6.4. gezamenlijke rol

1.6.5. cyclisch proces

1.6.6. gezamenlijk leren

1.6.7. dialoog en conflict

2. Feedback

2.1. Feed back

2.1.1. How am I going? What progress is being made toward the goals?

2.1.1.1. Process level

2.1.1.1.1. The main process needed to understand/perform tasks

2.1.1.2. Self level

2.1.1.2.1. Personal evaluations and affect (usually positive) about the learner

2.1.1.3. Task level

2.1.1.3.1. How well tasks are understood/performed

2.1.1.4. Self-regulation level

2.1.1.4.1. Self-monitoring, directing and regulating of actions

2.2. Feed up

2.2.1. Where am I going? What are the goals?

2.2.1.1. Process level

2.2.1.1.1. The main process needed to understand/perform tasks

2.2.1.2. Self level

2.2.1.2.1. Personal evaluations and affect (usually positive) about the learner

2.2.1.3. Task level

2.2.1.3.1. How well tasks are understood/performed

2.2.1.4. Self-regulation level

2.2.1.4.1. Self-monitoring, directing and regulating of actions

2.3. Feed forward

2.3.1. Where to next? What activities need to be undertaken to make better progress?

2.3.1.1. Process level

2.3.1.1.1. The main process needed to understand/perform tasks

2.3.1.2. Self level

2.3.1.2.1. Personal evaluations and affect (usually positive) about the learner

2.3.1.3. Task level

2.3.1.3.1. How well tasks are understood/performed

2.3.1.4. Self-regulation level

2.3.1.4.1. Self-monitoring, directing and regulating of actions

3. Leertheorieën

3.1. Behaviorisme

3.1.1. leerstof-oefenen-testen op gedrag/vaardigheid

3.1.2. Skinner/Thondike/Pavlov

3.2. Cognitivisme

3.2.1. kennis eigen maken/zinvol opslaan-kennisstructuren

3.2.2. Cagné/Piaget/Vygotsky

3.3. Constructivisme

3.3.1. kennisconstructie

3.3.2. Piaget/Bartlett/Bruner/Dewey

3.4. Constructionisme

3.4.1. construeren tastbaar product

3.4.2. Vygotsky/Papert

3.5. Connectivisme

3.5.1. weten waar je bepaalde kennis haalt

3.5.2. Siemens/Downes

4. Rogers

4.1. innovatoren

4.1.1. innovators

4.1.2. introductie

4.1.3. 2,5%

4.1.4. de eerste die een product willen

4.1.5. op zoek naar het nieuwste van het nieuwste

4.2. pioniers

4.2.1. early adopters

4.2.2. groei

4.2.3. 13,5%

4.2.4. nieuwe dingen uitproberen

4.2.5. sterke groei verkoop

4.3. voorlopers

4.3.1. early majority

4.3.2. volwassenheid

4.3.3. 34%

4.3.4. grote groep koopt product

4.3.5. door massa opgenomen

4.4. achterlopers

4.4.1. late majority

4.4.2. verzadiging

4.4.3. 34%

4.4.4. product is bekend en wordt gekocht

4.4.5. verkopen zullen langzaam afnemen

4.5. achterblijvers

4.5.1. laggards

4.5.2. teruggang

4.5.3. 16%

4.5.4. product zal de markt uitgaan

4.5.5. laatste mensen kopen product in de aanbieding

5. Jan van Akkeren

5.1. visie

5.1.1. waartoe leren zij?

5.2. leerdoelen

5.2.1. waarheen leren zij?

5.3. leerinhoud

5.3.1. wat leren zij?

5.4. leeractiviteiten

5.4.1. hoe leren zij?

5.5. docentenrollen

5.5.1. wat is de rol van de leraar bij hun leren?

5.6. bronnen en materialen

5.6.1. waarmee leren zij?

5.7. groeperingsvorm

5.7.1. met wie leren zij?

5.8. leeromgeving

5.8.1. waar leren zij?

5.9. tijd

5.9.1. wanneer leren zij?

5.10. toetsing

5.10.1. hoe wordt het leren getoetst?

6. Divergent denken

6.1. out of the box

6.2. meerdere oplossingen bekijken

6.3. omdenken

6.4. tegengesteld convergent denken?

7. Data

7.1. CITO

7.1.1. Toetsuitslagen

7.1.1.1. Dwarsdoorsnede

7.1.1.2. Trendanalyse

7.1.1.2.1. groepen

7.1.1.2.2. vakken

7.1.2. Entreetoetsen

7.1.3. Eindtoets

7.1.3.1. verplichte eindtoets

7.1.3.1.1. CITO

7.1.3.1.2. TOETS 8

7.1.3.1.3. ICE

7.2. Methodes

7.2.1. keuzes per vak

7.2.2. toetsen

7.2.2.1. summatief

7.2.2.2. formatief

7.3. Kwaliteitsonderzoek

7.3.1. kinderen

7.3.2. ouders

7.3.3. school

7.3.3.1. leraren

7.3.3.2. directie

7.3.3.3. IB

7.3.4. bestuur

8. Kolb

8.1. Concreet ervaren "feeling"

8.1.1. accomodator/doener

8.1.1.1. directe ervaring

8.1.1.2. dingen doen

8.1.1.3. in het diepe gegooid worden met een uitdagende opdracht

8.1.1.4. opdoen nieuwe ervaringen

8.1.1.5. oplossen van problemen

8.1.2. wat is er nieuw? ik ben in voor alles

8.2. Waarnemen en overdenken "watching"

8.2.1. disvergeerder/bezinner

8.2.1.1. activiteiten waar ze de tijd voor krijgen

8.2.1.2. activiteiten waar ze (achteraf) gestimuleerd worden na te denken over hun acties

8.2.1.3. het krijgen van een kans om eerst te denken en dan pas te doen

8.2.1.4. Het nemen van beslissingen waar geen tijdslimiet of tijdsduur aan verbonden zijn

8.2.2. ik wil hier even over nadenken

8.3. Abstracte begripsvorming "thinking"

8.3.1. assimilator/denker

8.3.1.1. Gestructureerde situaties met duidelijke doelstellingen

8.3.1.2. Situaties waar ze intellectueel uitgedaagd worden

8.3.1.3. De mogelijkheid te krijgen de tijd te nemen om relaties uit te leggen met kennis die ze al hebben

8.3.1.4. De kans krijgen om vragen te stellen en de basismethodologie of logica te achterhalen

8.3.1.5. Theoretische modellen en systemen

8.3.2. hoe is dat met elkaar gerelateerd? zijn er verbanden?

8.4. Actief experimenteren "doing"

8.4.1. convergeerder/beslisser

8.4.1.1. Duidelijke verbanden tussen leren en werken

8.4.1.2. Het richten op praktische zaken

8.4.1.3. De kans te krijgen dingen uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een expert

8.4.1.4. Technieken die getoond worden met duidelijke praktische voorbeelden

8.4.2. hoe kan ik dit toepassen in de praktijk?