Effectieve schrijfdidactiek

1. Strategie instructie

1.1. argumentatieve tekst

1.2. Strategie procedure

1.2.1. expliciete instructie

1.2.2. toepassen

1.2.3. modelleren

1.2.4. stoelstrategie memoriseren

1.2.5. ondersteuning op maat

1.2.6. zelfstandig werken

1.3. Ontwerpregels

1.3.1. directe expliciete instructie

1.3.2. scaffolding

1.3.3. differentiatie

1.3.4. mastery based learning

1.3.5. strategieën

1.3.6. schrijfcontexten

2. Productgerichte doelstellingen

2.1. Doelstellingen

2.1.1. belang van revisie begrijpen

2.1.2. betekenisvolle, inhoudelijke revisies kunnen maken

2.1.3. revisieprocedure toe kunnen passen

2.1.4. langere teksten kunnen schrijven

2.1.5. kwaliteitsvolle teksten kunnen schrijven

2.1.6. op zelfregulerende wijze kunnen werken

2.2. Sleutelscènes

2.2.1. persoonlijke tekst schrijven

2.2.2. herlezen en herschrijven

2.3. Ontwerpregels

2.3.1. zeer uiteenlopende schrijfcontexten

2.3.1.1. genre-overschrijdend

2.3.1.2. volledig schrijfproces

2.3.1.3. intensiteit kan variëren

2.3.2. differentiatiemogelijkheden

2.3.2.1. één of meerdere doelstellingen

2.3.2.2. aard van de doelstelling

2.3.2.2.1. algemeen

2.3.2.2.2. specifiek

2.3.2.2.3. procedurele begeleiding

2.3.2.2.4. procesgerichte doelstellingen

2.3.3. uitdagende en realistische schrijfcontexten

3. Ontwerpregels

3.1. units inhoudelijk los van elkaar

3.2. systematische opbouw

3.3. genre-overschrijdend

3.4. scaffolding

3.5. samenwerkend leren

3.6. uitdagende en realistische contexten

4. Samenvatten

4.1. Mindmaps

4.2. Stappenplannen

4.2.1. Mindmaps lezen

4.2.1.1. Midden - hoofdonderwerp

4.2.1.2. Hoofdtakken - grote onderdeln van thema

4.2.1.3. Zijtakken - belangrijke sleutelwoorden

4.2.2. Mindmaps maken

4.2.2.1. Verken en lees

4.2.2.1.1. verken

4.2.2.1.2. lees

4.2.2.1.3. begrijp

4.2.2.2. Sleutelwoorden /structuur

4.2.2.2.1. hoofdthema

4.2.2.2.2. sleutelwoorden

4.2.2.2.3. markeren

4.2.2.3. Mindmap maken

4.2.2.3.1. schets

4.2.2.3.2. teken

4.2.2.4. Controleren

4.2.2.4.1. belangrijke informatie?

4.2.2.4.2. alles begrepen?

4.2.2.4.3. duidelijk en leesbaar?

4.2.2.4.4. in eigen woorden?

4.3. Informatieve teksten

4.4. Ontwerpregels

4.4.1. systematische opbouw

4.4.2. actieve kennisconstructie

4.4.3. differentiatiemogelijkheden

4.4.3.1. didactisch

4.4.3.2. inhoudelijk

4.4.3.3. ICT

5. Zinsconstructie

5.1. Doelstellingen

5.1.1. nut van zinsconstructies begrijpen

5.1.2. complexe combineerzinnen

5.1.3. grammaticaal complexe zinnen construeren

5.1.4. zinnen construeren om boodschap over te brengen

5.1.5. combineerprocedure gebruiken bij schrijven en reviseren

5.1.6. verhaal kunnen plannen en uitschrijven

5.1.7. als tutor coachingsvaardigheden kunnen toepassen

5.1.8. transfer en toepassen in andere contexten

5.2. Leerstof

5.2.1. combineren van korte zinnen

5.2.2. invoegen bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden

5.2.3. invoegen bijwoordelijke en bijvoeglijke bepalingen

5.2.4. integratie alle vaardigheden in zinnen