1. Kraakbeenweefsel
1.1. Stevig en buigzaam
1.1.1. volwassenen kraakbeen alleen op speciale plaatsen
2. Beenweefsel
2.1. Heel stevig, beetje buigzaam
2.1.1. lijmstof zorgt voor buigzaamheid en verbrand in vlam
2.1.2. kalkzouten geef stevigheid en lossen op in zoutzuur.
3. Samenstellingen van beenderen tijdens het levene
3.1. Baby's
3.1.1. beenderen bestaan voornamelijk uit kraakbeenweefsel
3.2. Kinderen
3.2.1. Beenderen bestaan uit beenweefsel, veel lijmstof en weinig kalkzouten
3.3. Ouderen
3.3.1. Beenderen bestaan uit: beenweefsel, weinig lijmstof, veel kalkzouten.
4. Typen gewrichten
4.1. Kogolgewricht
4.1.1. Beweging mogelijk in verschilende richtingen
4.1.2. Bijv. schouderblad en opperarmbeen
4.2. Scharniergewricht
4.2.1. Alleen beweging heen en treug mogelijk
4.2.2. Bijv. opperarm en ellepijp
4.3. Rolgewricht
4.3.1. Het ene bot draait in de lenteas om het andere bot
4.3.2. Bijv. spaakbeen en ellepijp
5. De bouw van een gewricht
5.1. Gewrichtssmeer
5.1.1. Het is stroperige vloeistof hierdoor kunnen botten soepel bewegen
5.2. Gewrichtskapsel
5.2.1. Zorgt ook voor dat de botten op hun plaats blijven
5.2.2. Be botten zitten hierbij aan elkaar vast