1. Plot
1.1. Nooit Meer Slapen gaat over de studiereis van een jonge geoloog, Alfred. Hij wil na de dood van zijn vader, een mislukte wetenschapper die tijdens een expeditie om het leven is gekomen, zijn doel bereiken. Hij wil voor zijn proefschrift uitzoeken of de theorie van zijn professor Sibbelee, die inhoudt dat er zich meteorieten of sporen daarvan in de ijsgaten van Lapland bevinden, klopt. Op zijn expeditie wordt hij vergezeld door drie anderen die veel meer ervaring hebben op het gebied van expedities, en dus veel behendiger met de situaties omgaan. Alfred heeft het onderweg erg moeilijk. Helemaal als blijkt dat de luchtfoto’s die hij niet gekregen had om het gebied goed te kunnen bestuderen iemand anders uit het groepje, Mekkelsen, wel had gekregen. Op een gegeven moment ontstaat er een meningsverschil over de richting en splitst de groep zich op. Alfred komt alleen te staan en verliest zijn kompas. Hij heeft erg veel tijd om na te denken en komt tot de conclusie dat hij zo gedreven is door roem, dat hij voor andere dingen geen oog meer heeft. Als hij beseft dat hij de verkeerde richting in is gelopen, moet hij, zonder kompas, Arne zien terug te vinden. Hij treft hem dood aan. Hij besluit naar huis te gaan. Vlak voor zijn vertrek hoort hij een knal en ziet tegelijkertijd een lichtflits. Het interesseert hem niet en gaat naar huis. Later hoort hij dat die knal misschien en meteoriet-inslag is geweest. Door deze reis komt hij tot dat besef, en realiseert hij zich dat het mislukken van zijn expeditie helemaal niet zo erg is als hij in het begin dacht. Het is natuurlijk jammer, maar hij kan het over een paar jaar nog eens proberen.
2. Structuur
2.1. De schrijfstijl voelt heel doordacht en heeft iets geheimzinnig
2.2. Ironisch ideeënroman
2.3. Niet de gebeurtenis op zich, maar de betekenis van de personages is belangrijk
2.4. Diepzinnig geschreven
2.4.1. Alfred filosofeert samen met Arne, maar vooral als hij alleen loopt over van alles en nog wat
3. Motieven
3.1. Angst
3.1.1. Alfred is vaak bang
3.1.1.1. Veel wat mis kan gaan gaat ook mis bii hem
3.1.1.2. Bang om te falen in wat hij wil bereiken
3.2. Eenzaamheid
3.2.1. Alfred is eenzaam
3.2.1.1. De enige buitenlander
3.2.1.2. Hij weet als enige niet hoe hij moet beginnen met zijn onderzoek
3.2.1.2.1. Hij is de enige die het landschap niet aan kan
3.2.1.3. Hij heeft het gevoel dat hij als enige de zoektocht van zijn vader kan afmaken
3.3. Druk
3.3.1. Alfred de druk om in de voetsporten van zijn vader te treden. Door zijn moeder is dit versterkt
3.3.1.1. Hierdoor is hij geoloog geworden in plaats van fluitist
4. Thema
4.1. Teleurstelling
4.1.1. De hele missie van Alfred mislukt
4.1.1.1. Het lukt hem niet de luchtfoto's te maken
4.1.1.2. Miscommunicatie tussen de hoofdpersonen
4.1.2. Alfred hoopt iets te bereiken met zijn reis maar alles zit tegen
5. Symbolen
5.1. De tijd
5.1.1. De tijd is een belangrijk symbool in het boek. Alfred is zich altijd bewust van de tijd, altans dat wil hij.
5.1.2. De tijden half 11 en 3 uur komen vaak in het boek voor
5.2. Chao's
5.2.1. De geologische dienst die midden in een verhuizing zaten toen Alfred daar kwam
5.2.2. Alfred werd paranoïde als hij merkt dat Mikkelssen de luchtfoto's die hij nodig had wel bleek te bezitten
6. Personages
6.1. Alfred Issendorf
6.1.1. 25 jaar
6.1.2. Studeerd geologie
6.1.2.1. Wordt erop uit gestuurd om een theorie van professor Sibbelee, over doodijsgaten in Noorwegen, te gaan bewijzen
6.1.3. Woont in Nederland
6.1.3.1. Samen met zijn moeder en zusje
6.1.3.2. Zijn vader overleed in de bergen toen hij 7 jaar was
6.1.4. Eerzuchtig
6.1.5. Onhandig
6.1.5.1. Vergeet belangrijke dingen aan te schaffen
6.1.5.2. Struikelt vaak
6.1.5.2.1. Hij raakt gewond maar laat daar niks van merken
6.1.5.3. Heeft zich niet voorbereid op het onderzoek
6.1.6. Is zich bewust van de tijd en het verstrijken ervan
6.1.6.1. Kijkt veel op zijn horloge
6.1.6.1.1. Wanneer deze kapot gaat kijkt hij naar de zon om er achter te komen wat de tijd is
6.1.6.2. Deelt vaak de tijd mee
6.2. Arne
6.2.1. Reist samen met Alfred
6.2.1.1. Wanneer Mikkelsen en Qvigsted plotseling verdwijnen zijn Alfred en Arne alleen
6.2.1.1.1. Door navigatiefouten raken ze elkaar wijt en Arne komt te overleiden door een val in een ravijn
6.2.2. Sportief
6.2.3. Intelligent
6.2.4. 26 jaar
6.2.5. Vriendelijk
6.2.5.1. Helpt Alfred wanneer hij het moeilijk heeft
6.2.5.2. Heeft overal begrip voor
6.3. De vader
6.3.1. Onderzoeker
6.3.1.1. Omgekomen tijdens een expeditie
6.4. De moeder
6.4.1. Heeft Alfred opgevoed in het idee dat hij het mislukte werk van zijn vader moest voltooien
6.4.1.1. Heeft Alfred afgeraden om fluitist te worden
6.5. Sibbelee
6.5.1. Professor van Alfret
6.6. Nummedal
6.6.1. Professor van Arne en Mikkelsen
6.6.2. Bijna volledig blind
6.6.3. Heeft een hekel aan Sibbelee
6.7. Mikkelsen en Qvigsted
6.7.1. Reizen met Alfred mee
6.7.2. Werken efficiënt en zijn goed voorbereid
7. Perspectief
7.1. Ik-perspectief
7.1.1. De lezer leest de gevoelens en gedachten van Alfred
8. Tijd
8.1. Chronologisch tijdverloop met enkele flashbacks
8.2. Af en toe een tijdsprong tussen de hoofdstukken
8.3. Het verhaal zou in elke tijd kunnen worden afgespeeld
8.4. De vertelde tijd is een paar weken
8.5. 478 pagina's
8.6. Opvallende tijden
8.6.1. Tijdstippen half 11 en 3 uur komen vaak in het verhaal voor
9. Plaats
9.1. Het speelt zich af in Finnmarken in Noorwegen
9.1.1. Daar vind het onderzoek, de expeditie van Alfred plaats
9.1.2. Ruig landschap
9.1.2.1. Veel rivieren en moerassen