1. ELO Electronic Learning Environment
1.1. Design tools
1.1.1. ondersteuning binnen ELO
2. Effective learning strategies
3. Valcke ; Onderwijskunde als ontwerpwetenschap ; 2010
3.1. Evalueren
3.1.1. Micro
3.1.1.1. kwaliteitseisen toetsen BAVAR
3.1.1.1.1. betrouwbaarheid
3.1.1.1.2. Authenticiteit
3.1.1.1.3. Validiteit
3.1.1.1.4. Recentheid
3.1.1.2. Functie van evaluatie
3.1.1.2.1. Selectief
3.1.1.2.2. Predictief
3.1.1.2.3. Formatief
3.1.1.2.4. Summatief
3.1.1.3. toets methoden
3.1.1.3.1. Wie voert het uit?
3.1.1.3.2. Technieken
3.1.1.4. scoren
3.1.1.4.1. Absolute grading (100-90 = A ; 89-80 = B etc.) (lineair)
3.1.1.4.2. Relative grading (top 10% = A ; volgende 20% = B, volgende 40% = C etc.) (bell curve/normaal verdeling)
3.1.1.4.3. Gewogen grading (van tevoren punten toekennen per vraag)
3.1.2. meso
3.1.2.1. regelmaat is van belang
3.1.2.2. CIPO (Context, Input, Proces, Output
3.1.3. macro
3.1.3.1. PISA
3.1.4. Kritiek
3.2. Curriculum
3.2.1. curriculumdefinities
3.2.1.1. gericht op KENNIS
3.2.1.2. gericht op SOCIALE EFFICIENTIE
3.2.1.3. gericht op VERBETERING MAATSCHAPPIJ
3.2.1.4. gericht op ONTWIKKELING lerende
3.2.2. curiculumtheorien
3.2.2.1. Tyler
3.2.2.1.1. Ttyler Rationale
3.2.2.2. Freire
3.2.2.2.1. eindresultaat = kritische reflectie en actie om werkelijkheid te veranderen
3.2.2.2.2. bevrijdingspedagogiek
3.2.3. Instructional design vs curriculum design
3.2.4. Leerdoeltaxonomien
3.2.4.1. Bloom (cognitieve domein)
3.2.4.1.1. 4 inhoudscategorien
3.2.4.2. De Block (gedrag, inhoud, transfer)
3.2.4.2.1. kubus de block
3.2.4.3. Krathwohl (affectieve domein)
3.2.4.3.1. gedrags dimensies
3.2.5. Competenties
3.2.5.1. Concrete authentieke contexten
3.2.5.2. Sterk verweven met elkaar (competenties met competentie)
3.2.5.3. Samenhangend geheel
3.2.5.3.1. kennis
3.2.5.3.2. vaardigheden
3.2.5.3.3. attitudes
3.2.5.4. verwerven vanvoorwaardelijke kennis en vaardigheden
3.2.5.5. concreet handelen
3.3. Instructional design
3.3.1. basis modellen
3.3.1.1. Standaard modellen
3.3.1.1.1. ADDIE
3.3.1.2. Systeem modellen
3.3.1.2.1. IDI Instructional design institute
3.3.1.2.2. 4C-ID model
3.3.2. taakanalyse volgens Romiszowski
3.4. Hogere orde denkvaardigheden
3.4.1. Instructiestrategieën
3.4.1.1. los aanleren meta strategiën
3.4.1.2. aanleren met toepassing in kennisdomein
3.4.1.3. Geintegreerde aanpak in een complex kennis domein
3.4.1.4. Zelf evaluatie aanleren en systematisch gebruiken
3.4.1.5. curriculum scripts aanbieden (meichenbaum beertjes)
3.4.2. Metacognitie
3.4.2.1. Taxanomiën
3.4.2.1.1. Flavell (basis)
3.4.2.1.2. Brown
3.4.2.2. Meten
3.4.2.2.1. Prospectief
3.4.2.2.2. concurrent
3.4.2.2.3. Retrospectief
3.4.2.3. Instructie
3.4.2.3.1. soorten leren
3.4.3. Problem Solving =vorm procedurele kennis
3.4.3.1. IDEAL (polya en wallas)
3.4.4. Self regulated learning
3.4.4.1. binnenkant Bandura buitenkant DeSmedt
3.4.4.1.1. persoon uitgewerkt
3.5. referentiekader onderwijskunde
3.5.1. leren en instructie
3.5.2. micro niveau
3.5.2.1. Didactische modellen
3.5.2.1.1. Dochy 1992
3.5.2.1.2. De corte geerligs 1976
3.5.2.1.3. van gelder 1973
3.5.2.1.4. valcke boek 2009
3.5.3. meso niveau
3.5.4. macro niveau
3.6. Leertheorieën
3.6.1. Constructivisme
3.6.1.1. Epistemologie
3.6.1.1.1. cognitivistisch / Individueel / radicaal constructivisme
3.6.1.1.2. sociaal constructivisme
3.6.1.1.3. BASIS = gedeeld 4 principes 1.Voorkennis 2.Ervaringen 3. overeenstemming 4.Dynamisch
3.6.1.2. auteurs
3.6.1.2.1. Piaget
3.6.1.2.2. Vygotsky
3.6.1.2.3. Bruner
3.6.1.3. Instructie
3.6.1.3.1. Instructie strategiën
3.6.1.3.2. Opvattingen
3.6.2. Cognitivisme
3.6.2.1. visie op leren
3.6.2.1.1. Types kennis
3.6.2.1.2. Informatie verwerkend model
3.6.2.2. Auteurs
3.6.2.2.1. Ausubel
3.6.2.2.2. Novak
3.6.2.2.3. Gagné
3.6.2.2.4. Mayer
3.6.2.2.5. Bandura
3.6.2.3. visie op instructie
3.6.2.3.1. losse instructie strategiën EV (Evidence Based)
3.6.2.4. Voorlopers
3.6.2.4.1. Wundt
3.6.2.4.2. Gestaltpsychologie
3.6.3. Behaviourisme
3.6.3.1. Auteurs
3.6.3.1.1. Klassieke conditionering
3.6.3.1.2. operante conditionering
3.6.3.2. begrippen / toepassing
3.6.3.2.1. Mastery learning
3.6.3.2.2. PSI personalized system of instruction
3.6.3.2.3. CC Contingency Contracting
3.6.3.2.4. DI Direct Instruction
3.6.3.2.5. GI geprogrammeerde instructie
3.6.3.2.6. skinner box
3.6.3.2.7. leerdoel taxonomieën
3.6.3.2.8. Apperceptie
3.6.3.2.9. feedback
3.6.4. Connectivisme
3.6.4.1. auteurs
3.6.4.1.1. Siemens
3.6.4.2. E-learning 2.0
3.6.5. vergelijking theorieën
3.6.5.1. Behaviorisme
3.6.5.1.1. belangrijk is alleen het waarneembare gedrag
3.6.5.2. Cognitivisme
3.6.5.2.1. belangrijk is het interne gedrag: Mentale gedrag, de inzichten, de interne beelden. daarnaast wordt waarneembaar gedrag ook als belangrijk gezien
3.6.5.3. Sociaal constructivisme
3.6.5.3.1. belangrijk is de gezamenlijke kennis constructie; minder gericht op wetenschapelijke kennis over het leren maar meer over WAARDEN EN NORMEN die geldig zouden zijn voor leren.
4. Cooperative learning
5. Bronnen
5.1. onderwijsander.weebly.com
5.2. Onderwijskunde als ontwerpwetenschap VALCKE 2010 boek
6. Driscoll ; Psychology of learning for instruction ; 2005
6.1. background info
6.1.1. http://cognitiveatlas.org/
6.1.2. https://principlesoflearning.wordpress.com/dissertation/
6.2. Leertheorieën
6.2.1. Cognitive information processing
6.2.1.1. Information processing system
6.2.1.1.1. Sensory memory
6.2.1.1.2. Working memory
6.2.1.1.3. Longterm memory
6.2.1.1.4. Instruction consequences
6.2.2. Meaningful learning
6.2.2.1. Assimilation theory
6.2.2.1.1. Subordinate
6.2.3. Situated cognition
6.2.3.1. Kennis = geleefde praktijk
6.2.3.2. Leren = meedoen in "communities of practice"
6.2.3.3. Instructie gevolg
6.2.3.3.1. Cognitive apprenticeships
6.2.3.3.2. Anchored instruction
6.2.3.3.3. Learning communities
6.2.3.3.4. Assessment In-Situ
6.3. Instructietheorieën
6.3.1. Constructivism
6.3.1.1. Instructie condities
6.3.1.1.1. 1 Creeer authentieke leeromgevingen: Complex, Realistisch, Relevant
6.3.1.1.2. 2 Integratie van sociale onderhandeling als onderdeel van het leren
6.3.1.1.3. 3 Ondersteun meerdere perspectieven op kennis en gebruik meerdere modi voor representatie
6.3.1.1.4. 4 Bevorder eigenaarschap in leren
6.3.1.1.5. 5 Bevorder zelfkennis over het eigen kennis constructie proces. Metacognitie
6.3.1.2. Instructie methodes
6.3.1.2.1. Microwerelden multimedia designs
6.3.1.2.2. Samenwerkend leren & probleem opbouwend
6.3.1.2.3. Doel gerelateerd leren & Probleem gestuurd leren
6.3.1.2.4. Electronische Leer Omgevingen
6.3.1.3. Leer doelen
6.3.1.3.1. Beredeneren
6.3.1.3.2. Kritisch denken
6.3.1.3.3. Begrijpen en gebruiken van kennis
6.3.1.3.4. Zelf regulatie
6.3.1.3.5. Mindful reflection (bezinning)
6.3.1.3.6. Samenwerkings vaardigheden
6.3.1.4. Leer theorie
6.3.1.4.1. Brein lerende is een dynamisch systeem dat actief op zoek gaat naar de betekenins der dingen en dat zelf een eigen (onderhandelde) leefwereld construeerd.
6.3.1.4.2. geheugen als een Rhizome
6.3.2. Gagné
6.3.2.1. 3 componenten
6.3.2.1.1. Learning outcomes (taxanomy) domeinen van bloom
6.3.2.1.2. Conditions of learning
6.3.2.1.3. Nine events of instruction
6.4. Motivation and self regulation
6.4.1. Ontstaat vanuit
6.4.1.1. nieuwsgierigheid en interesses
6.4.1.2. Doelen en doel orientattie
6.4.1.3. Geloof in eigen kunnen (self-efficacy)
6.4.2. Instructie strategiëen
6.4.2.1. ARCS
6.4.2.1.1. strategiëen
6.4.2.1.2. Design process
6.5. Learning theory
6.5.1. The results:
6.5.1.1. What are these changes in performance to be explained bij the theory?
6.5.2. The Means:
6.5.2.1. What are the processes by which the results are brought about (including hypothesized structures that these processes are assumed to operate on)?
6.5.3. The inputs:
6.5.3.1. What triggers the processes to occur? What are the resources or experiences that form the basis for learning?
6.6. Epistemology
6.6.1. Objectivism
6.6.1.1. Reality is external and independant of the learner and comes to be known through sensory experience.
6.6.2. Pragmatism
6.6.2.1. Reality exists but cannot be known directly; knowledge comes through signs and is always provisional.
6.6.3. Interpretivism
6.6.3.1. Reality and knowledge are constructed bij the knower through rational thought.
6.6.4. vragen
6.6.4.1. De aannames over de werkelijkheid – bestaat de werkelijkheid op zichzelf en is ze op te delen? Of bestaat de werkelijkheid zowel op zichzelf en is ze ‘fragmenteerbaar’, maar tevens beredeneerbaar? Of is de werkelijkheid louter en alleen maar beredeneerbaar?
6.6.4.2. De focus van de praktijken om de waarheid te vinden. – Ligt de focus op het vinden van wetten, regels, algemene principes die voor iedereen gelden? Of ligt de focus zowel op het vinden van dergelijke wetten, principes en regels, als op het vinden van verschillen (afhankelijk van verschillende condities)? Of is men uitsluitend gefocust op het vinden (meestal beschrijven) van verschillen?
6.6.4.3. De kennisbronnen. – Zijn dat ‘ervaringen’ (data, ontleend aan de empirie)? Of is het een combinatie van ervaringen en redeneringen (empirie en argumentatie; logica). Of gaat men louter en alleen uit van argumentatie en redeneringen?
6.6.4.4. De kenmerkende methoden van onderzoek. – Is dat de empirie (vooral de ‘Koninklijke weg’ van het experiment)? Worden de methoden gekenmerkt door een mix van verschillende methoden (experiment; longitudinaal onderzoek; quasi-experiment; correlationeel onderzoek; kwalitatieve methoden), of zijn de methoden louter en alleen beschrijvend (kwalitatief en niet toetsend)?