1. 1.1 — Fasen in het toetsproces
1.1. Doelbepaling
1.1.1. De fase waarin het doel van de toets wordt bepaald. Het gaat om: - Formuleren van de bedoeling(en) - Formuleren van de doelstellingen - Concretiseren van de doelen - Opstellen specificatietabel
1.2. Meten
1.2.1. De meetfase omvat alle stappen die te maken hebben met het vormgeven en afnemen van de toets. De vaste volgorde is: - Toetsvorm kiezen - Toetsvragen of -taken construeren - Toetsvragen of -taken controleren - Toets samenstellen - Toets afnemen - Toets nakijken
1.3. Cijfergeven
1.3.1. Betreft het waarderingsaspect. - Bepalen zak/slaaggrens - Toekennen cijfers aan scores
1.4. Beslissen
1.4.1. Het nemen van beslissingen op basis van de in voorafgaande fase toegekende cijfers. - Het nemen en verantwoorden van beslissingen genomen op basis van de toegekende cijfers. - Het rapporteren van de toetsuitslag.
2. 1.2 — Stappen in het toetsproces
2.1. Stap 1 — Bedoelingen formuleren
2.1.1. Toetsen als selectie-instrument
2.1.1.1. Ingangsselectie als doel: bijvoorbeeld als tool bij toelatingseisen van opleidingen.
2.1.2. Toetsen als leermiddel en voortgangscontrole
2.1.2.1. Geeft inzicht in vorderingen kennis of vaardigheden. Leerlingen activeren door toetsen zorgvuldig in het onderwijs te programmeren. Formatieve functie Feedbackfunctie (indien voldoende gedetailleerd)
2.1.3. Toetsen als kwalificeringsinstrument
2.1.3.1. Summatieve functie: beheersen van lesstof nagaan. De score weerspiegelt het niveau van de mate waarin het geleerde beheerst wordt. Hoogte niveau bepaalt uitkomst beslissingen: zakken/slagen, voldoende/onvoldoende. Voldoende score betekent voldoen aan de eisen. Afsluiten.
2.2. Stap 2 — Doelen formuleren
2.2.1. Categorisering en classificatie van doelen
2.2.1.1. Cognitieve doelstellingen: doelen waarbij reproducerende kennis, inzicht en toepassen worden nagestreeft.
2.2.1.2. Cassificatie / taxonomie van Bloom
2.2.1.2.1. Drie hoofdcategoriën: 1. Cognitieve doelstellingen 2. Affectieve doelstellingen 3. Psychomotorische doelstellingen
2.2.1.2.2. Classificatie cognitieve doelstellingen: - Feitenkennis - Begrip - Toepassen - Analyseren - Synthetiseren - Evalueren
2.2.2. Specificatietabel / toetsmatrijs = blauwdruk + niveau
2.2.2.1. Het hanteren van een specificatietabel zorgt voor een goede spreiding van vragen over onderwerpen van elk gewenst niveau bij toetsing. Inhoudsvaliditeit: representatitviteit, de toets moet representatief zijn ten opzichte van de doelen van het studeionderdeel.
2.3. Stap 3 — Toetsvorm kiezen
2.3.1. Keuze toetsvorm moet aansluiten bij doelstellingen. Beoogde leeropbrengst meten. Open toetsvormen: leerlingen moeten zelf het antwoord formuleren. Voorbeelden open toetsvormen: essay, kort antwoord, aanvultoets, mondelinge toets. Gesloten toetsvormen: leerlingen kiezen tussen gegeven antwoorden. Voorbeelden gesloten toetsvormen: ja/nee, juist/onjuist, meerkeuzevragen, matchingtoetsen.
2.4. Stap 4 — Toetsvragen of -taken construeren
2.4.1. Inspiratiebronnen bij construeren toetsvragen
2.4.1.1. Vastgelegde doelstellingen en beheersingsniveaus in specificatietabel
2.4.1.2. Piramide van Miller: *
2.4.1.3. …
2.4.2. Toetsvragen controleren
2.4.2.1. Geeft een indicatie over de kwaliteit van elke vraag. Er bestaan inhoudelijke en vormtechnische eisen aan toetsvragen. Eigenschappen van een toetsvraag die vooraf beoordeeld kunnen worden zijn: - Relevantie - Eenduidigheid - Objectiviteit - Specificatie. Controleer dit na afname.
2.5. Stap 5 — Toets samenstellen
2.5.1. Inhoudsvaliditeit is belangrijk: de toets moet meten wat men wil meten. Doelstellingen moeten hierom evenwichtig in de toets voorkomen. Hulpmiddel representatieve toetsing: opstellen specificatietabel (zie stap 2). Andere aandachspunten: studieinstructie, beoordelingscriteria, antwoord- en scoremodel.
2.6. Stap 6 — Toets afnemen
2.6.1. Aandachtspunten: benodigde tijd, omgevingscondities (ruimte / temperatuur etc.), verwachtingen duidelijk bij leerlingen (onderwerpen, hoofd- bijzaken, beoordelingsgewicht, vraagvorm, moment uitslag), studiegids of toetsinstructie.
2.7. Stap 7 — Toets nakijken + kwaliteitscontrole
2.7.1. Toets nakijken
2.7.1.1. Bij gesloten vragen: - Is gebruik van een computer handig en snel - Altijd een nakijkmodel gebruiken Bij open vragen: - Beoordelingsmodellen gebruiken bij het toetsen van vaardigheden. - Rubrics zijn hiervoor ook geschikt.
2.7.2. Kwaliteitscontrole
2.7.2.1. Aandachtspunten: - Toets als geheel én per vraag - Moeilijkheid - Onderscheidingsvermogen - Aantrekkelijkheid afleiders - Betrouwbaarheid Onbetrouwbare toetsen zijn oneerlijk als een dobbelsteen. Kwaliteitsanalyse kan uitwijzen: soepelheid van beoordelen docent(en) of dat beoordelingsvriteria niet helder waren.
2.8. Stappen 8 en 9 — Cijfergeven
2.9. Stappen 10 en 11 — Beslissen en rapporteren
2.9.1. Rapporteren toetsuitslag