1. Is zich ervan bewust dat leerlingen verschillende leerstijlen/intelligenties hebben en daarom ook in het contact met de leerling dient te differentiëren
2. Voor de studenten stelt de mentor zich open en toegankelijk op, contact is laagdrempelig, zodat studenten het gevoel hebben bij hem/haar terecht te kunnen.
3. De mentor kan een ondersteunende rol bieden aan de decaan en leerling m.b.t. het kiezen van bijvoorbeeld een vakkenpakket.
4. De mentor weet wat er thuis speelt en stelt zich open op bij ouders: ouders voelen zich welkom om contact op te nemen met de mentor wanneer er vragen zijn of problemen zich voordoen.
4.1. Zorgt ervoor dat de ouders ook de positieve opmerkingen over hun kind te horen krijgen
5. Informeert docenten als er problemen zijn
5.1. ...vraagt om informatie om leerlingen verder te kunnen helpen.
6. de mentor polst bij leerlingen als er iets niet goed gaat en checkt zijn vermoedens bij de leerlingen
7. de schakel tussen leerling, ouders en school
7.1. = de dynamische driehoek. Voor succesvol onderwijs en mentoraat moet deze samenwerking optimaal zijn. Wanneer dit niet het geval is gaat het ten koste van de leerling.
7.2. De mentor zorgt er voor dat de lijnen tussen school en ouders kort zijn en stimuleert open communicatie.
7.3. De mentor organiseert en/of geeft invulling aan informatieavonden en 10-minuten gesprekken.
8. De mentor investeert in het contact met "thuis".(HB)
8.1. De mentor is bekend met de thuissituatie en stelt zich open naar ouders op. Ouders voelen zich welkom om contact op te nemen met de mentor bij vragen of wanneer problemen zich voordoen.
8.1.1. Na 3 jaar mentoraten denk ik dat hier een wel erg ideale situatie wordt voorgesteld: Van de echte probleemgevallen wist ik vaak wel wat van de thuissituatie af, maar van de gemiddelde of weinig opvallende ll. hing dit maar helemaal af van hoe mededeelzaam hij/zij was. Vaak hoorde je pas wat over de thuissituatie als er ernstige problemen zijn.
9. De mentor helpt bij het leren leren (HB)
9.1. De mentor helpt bij plannen en organiseren van schoolwerk.
9.2. De mentor biedt verschillende handvatten (bijvoorbeeld in de vorm van lesmethodes als Leren leren en Breingeheimen), en helpt de leerling erachter te komen welke manieren van leren voor hem/haar effectief zijn.
9.2.1. In de lagere niveaus van het mbo is het best lastig om nog met nieuwe leerstrategieën te werken, omdat veel lln. hier nauwelijks interesse in tonen.
9.3. De mentor overlegt met ouders om te kijken in hoeverre zij de leerling thuis kunnen ondersteunen met huis- en leerwerk. Wanneer dit (om welke reden ook) niet gaat, wordt gekeken naar andere hulppersonen als een studiemaatje (klasgenootje) of bv. huiswerkbegeleiding.
9.4. De mentor biedt strategieën aan om de leerstof te leren onthouden, begrijpen, analyseren, toepassen en integreren.
9.5. De mentor begeleidt de leer- en werksfeer in de klas. Begeleidt daarbij de groep in ontwikkeling, doorziet de fasen die een groep doorloopt, kan de groep in kaart brengen.
10. De mentor helpt bij het leren kiezen (HB)
10.1. De mentor stimuleert de leerling om te streven naar het werken voor en bereiken van maximaal haalbare niveau voor de leerling.
11. De mentor draagt bij aan het verhogen van de zelfredzaamheid van leerlingen. Hij helpt de leerlingen hun eigen problemen op te lossen.
12. Een mentor moet inhoudsvol contact kunnen maken met een leerling.
12.1. Een mentor dient door de school ondersteund te worden
12.2. Hier ligt absoluut nog een inhaalslag voor het mbo, maar ook voor Windesheim! Te makkelijk worden docenten mentor gemaakt van een/twee lesgroepen, zonder dat daarbij enige vorm van begeleiding plaatsvindt. Ook deze opleiding speelt veel te weinig in op de problematiek waarmee je als docent te maken krijgt.
13. Goed mentoraat kost veel tijd
14. de mentor pleast de leerlingen door ook op de gang contact te maken met de leerlingen
14.1. De leerlingen moeten het gevoel hebben dat ze gezien worden door de mentor. Schud de leerlingen de hand, stel een vraag, complimenteer. Maak je complimenten en het positieve gedrag zichtbaar.
14.1.1. Als mentor heb je daarnaast ook de taak om lln. met de neus op de feiten te drukken: je moet ook heel duidelijk zijn wat betreft consequenties van gedrag en van matige schoolresultaten: dus je besteedt ook aandacht aan negatief gedrag.
14.2. een mentor ageert beter proacief dan reactief
15. De mentor coördineert klassikale activiteiten zoals sinterklaasfeest, kerstontbijt enz ter bevordering van de groepsdynamiek. Leerlingen worden bij het opzetten van de activiteiten betrokken.
15.1. De mentor helpt bij het leren leven (HB)
15.1.1. Een goede mentor is 'coach' van zijn leerlingen, maar hoeft geen populaire vriend te zijn. Coach bij het leren, leren maar zeker en juist ook bij het leren leven. Goede pedagogische kwaliteiten komen hier om de hoek kijken.
15.1.2. Een goede mentor stelt zichzelf de vraag of de leerling beter wordt van de gekozen interventie
15.2. De mentor onderhoudt contacten met alle betrokkenen rondom zijn/haar klas (HB)
16. De mentor stelt zich pro-actief op wanneer hij/zij het idee heeft dat er wat aan de hand is met een leerling / meerdere leerlingen.
17. De mentor staat naast de leerling
18. Bespreekt zijn mentorleerlingen op rapport- en teamvergaderingen
19. De mentor bouwt ook buiten school contact op met de leerlingen. Zoals een excursie, of een leuke avond met elkaar.
19.1. - De mentor is zich bewust van het feit dat een leerling ook nog een leven naast school heeft, en steunt dan wel stimuleert de leerling hierin.
20. aanspreekpunt in driehoeksverhouding leerling ouders school
21. Een mentor komt in contact met verschillende personen/instanties zoals teamdeskundigen, pedagogen, maatschappelijk werkers, stagebedrijven etc.
21.1. De mentor trekt op tijd aan de bel bij een leerlingcoördinator of zorgcoördinator, wanneer er problemen ontstaan die de mentor en het docententeam niet alleen kunnen oplossen, zodat de leerling in het ZAT besproken wordt en de juiste functionarissen/instanties ingeschakeld kunnen worden. Natuurlijk gaat dit in overleg met de ouders (wat ook verplicht is).
22. Competenties en vaardigheden
22.1. het bieden van een luisterend oor
22.1.1. samenvatten
22.1.2. actief luisteren
22.1.3. doorvragen
22.2. empatisch vermogen
22.2.1. is nieuwsgierig
22.2.2. heeft interesse
22.2.3. kan zich inleven
22.2.4. kan bevoelen
22.3. een mentor moet goed kunnen observeren en analyseren
22.4. Een goede mentor kan luisteren, signaleren, analyseren, communiceren (naar collega's, ouders en leerlingen), objectief blijven en heeft daarnaast bovenal plezier in het werk en straalt enthousiasme uit.
22.5. thfthfhfghfghfh
22.5.1. het bieden van veiligheid
22.6. Proactief handelen
22.7. Reflecteren op eigen handelen
22.8. Samenwerken met andere personen en organisaties
22.8.1. Een goede mentor is in staat te reflecteren op handeling en situatie. Hij staat open voor feedback van anderen.
23. Een mentor zorgt voor een goede warme overdracht met mentoren van vorig jaar (en in een 1e klas leerkrachten van groep 8) en het volgend jaar, en documenteert belangrijke informatie (zodat dit niet verloren gaat) en speelt dit weer door naar het docententeam.
24. De mentor functioneert als brug tussen school en ouders/verzorgers
24.1. De mentor houdt gesprekken met ouders/verzorgers
24.2. De mentor is het eerste aanspreekpunt voor ouders/verzorgers
25. De mentor is bereikbaar voor zijn leerlingen als er problemen zijn.
26. Tijdens mentorlessen coacht de mentor zijn leerlingen op het gebied van leren, leven en kiezen.
27. De mentor stelt handelingsplannen op voor zijn klas en zijn leerlingen.
27.1. De mentor werkt cyclisch en transparant. Handelingsplannen worden gedeeld en geevalueerd met alle stakeholders. De mentor zorgt voor een goede dossier-opbouw.
27.1.1. Hierom moet de mentor ook beschikken over goede administratieve vaardigheden, bij voorkeur op ICT vlak.
28. Ouders de kans bieden elkaar te leren kennen.
28.1. test
29. De mentor coacht en begeleidt de leerlingen. Niet alleen op leervlak, maar ook op persoonlijk vlak. Bijvoorbeeld: Hoe gaat het thuis? Waarom ben je zo perfectionistisch?
29.1. De mentor begeleidt daarom leerlingen bij de psychosociale ontwikkeling ofwel leren leven
30. De mentor creëert een vertouwensband
31. Mentor houdt leerproces in de gaten
32. Mentor trekt (hopelijk) op tijd aan de bel bij problemen
32.1. - Mentor zorgt voor een goede sfeer in de klas, laat iedere leerling zich welkom en speciaal voelen
33. Bespreekt met de leerlingen de leuke en minder leuke dingen van alledag, die binnen school maar ook daarbuiten gebeuren (gebeurtenissen in de wereld, zoals de aanslagen onlangs in Parijs)
34. Zorgt
35. Een mentor is integer en gaat zorgvuldig om met persoonlijke en/of gevoelige informatie.
35.1. Een mentor toont belangstelling en geeft een ander de ruimte.
36. De mentor is het eerste aanspreekpunt voor ouders en leerlingen. Indien nodig schakelt de mentor hulp van derden in.
37. Een mentor stelt zich open op waardoor hij/zij toegankelijk is voor leerlingen.
38. De mentor houdt de leerresultaten van zijn leerlingen bij en gaat met de leerlingen in gesprek indien er problemen ontstaan bij één of meerdere vakken.
39. Kent zijn leerlingen bij de naam (en toenaam)
40. Denkt en handelt met zijn/haar hart.
41. begeke
42. begeleider, link tussen school en thuis, geeft leerlingen feedback, geeft leerlingen vertrouwen in hun eigen kunnen, leert leerlingen zelfstandig problemen op te lossen
43. De mentor is een soort spin-in-het-web in de klas. Hij/zij zorgt ervoor dat de klas functioneert. Dit betekent waar nodig klassengesprekken waarin regels besproken worden. De mentor ondersteunt leerlingen die dit nodig hebben en zorgt voor een veilige plek waar leerlingen het beste uit zichzelf kunnen halen.
44. Een mentor is empathisch. Hij kan zich goed inleven in de ander. Daarvoor is nodig dat hij goed weet wat studenten bezighoudt.
45. De mentor moet out-of-the-box kunnen denken. Vanuit verschillende invalshoeken sitaties kunnen beoordelen. Niet klakkeloos alles aannemen van collega's over leerlingen, maar je meer verdiepen in een leerling/situatie
46. - De mentor weet waar de grenzen liggen met betrekking tot de taken van de mentor en welke taken bij anderen liggen zoals vakdocenten of personen in de tweede zorglijn zoals de leerlingbegeleider, remedial teacher of ambulant begeleider
47. De mentor coacht bij leer- en loopbaanontwikkeling (kennis, (vak)vaardigheden, hart en houding)
48. Sterkt vertrouwen in eigen kunnen
49. De mentor moet zijn overtuigingen over een bepaalde leerling soms terzijde leggen of herzien
50. Een mentor moet als competentie samenwerken kunnen. Draagt in een mentorteam bij aan een gezamenlijk resultaat, ook wanneer dit niet van direct persoonlijk belang is. Zet zich in om samen met andere mentoren doelen te bereiken. - Zet zich in om samen met anderen doelen te bereiken - Deelt informatie met anderen
50.1. De mentor vraagt informatie aan lesgevende docenten.
50.2. De mentor deelt informatie en ervaringen.
51. Is verantwoordelijk voor de groepsvorming van de klas en het welzijn van de individuele leerling in deze klas. Zorgt voor een veilig klimaat waarin geleerd kan worden.
51.1. Een goed pedagogisch klimaat is de sleutel tot effectief onderwijs. Wanneer je pedagogische klimaat onvoldoende is, komt er van de rest ook niets terecht. De mentor stimuleert en motiveert de leerlingen; het hele team is verantwoordelijk.
52. documenteert de vorderingen van de leerling en bespreekt deze met de leerling, ouders en docententeam. Wanneer nodig kan de mentor andere partijen inschakelen voor extra begeleiding.
52.1. De mentor denkt niet voor de leerling
52.2. De mentor bekijkt de leerresultaten en stelt op basis hiervan een verbeterplan op voor de klas en voor individuele leerlingen.
53. begeleidt de leerling tijdens zijn school carrière zowel bij de emotionele ontwikkelingen als de cognitieve ontwikkelingen.
53.1. samenwerken met anderen binnen en buiten de school om een optimaal resultaat met leerlingen te behalen wat betreft het 'leren en leven' op school.
53.1.1. Op de hoogte zijn van de zorgstructuur van de school en beroepskeuze/ loopbaanontwikkeling
53.1.1.1. Benodigde competenties: communicatieve vaardigheden en gespreksvaardigheden. Kunnen luisteren. Feedback kunnen/willen geven en ontvangen
53.1.1.1.1. Het creëren van een veilig leef- en werkklimaat door samen met de leerlingen te werken aan een stevige basis gebaseerd op vertrouwen en respect.
53.1.2. De mentor licht ouders, school en leerlingen in op alles wat van belang kan voor goed onderwijs aan de leerling van zijn mentorklas (AM)
53.1.2.1. De mentor houdt een beschrijvend dossier bij van elke leerling: hierin verwerkt hij bewijzen van opvallend gedrag, rapporten van deskundigen en korte notities van gevoerde gesprekken met de leerling, ouder of andere professional.
54. Rollen en taken van de mentor:
54.1. De mentor is 'richtingaanwijzer'
54.1.1. De mentor fungeert als coach/wegwijzer
54.1.2. De mentor heeft een voorbeeldfunctie.
54.2. Is lid van diverse teams
54.3. De mentor moet de zelfkennis van leerlingen vergroten
54.4. De mentor reflecteert ook op zijn/haar eigen gedrag en werkt hieromtrent samen met collega's teamleden. (wederzijds lesbezoek)
55. Een mentor adviseert de leerlingen bij het nemen van beslissingen (AM)
55.1. Door het stellen van de juiste vragen stimuleert de mentor dat de leerling zelf een keuze maakt op basis van persoonlijke afwegingen en eigen verantwoordelijkheid
56. Een mentor is een vertrouwenspersoon (AM)
57. De mentor zoek, wanneer nodig, begeleiding voor de leerling (binnen en buiten school (AM)
57.1. De mentor is zich bewust van de grenzen van zijn verantwoordelijkheden
57.1.1. De mentor weet wanneer hij wie kan inschakelen wanneer hij zijn grens bereikt.