1. Bindingen
1.1. Atoombinding
1.1.1. Dit is de binding tussen twee of meer atomen
1.1.2. Bij hogere dichtheid is het smeltpunt hoger
1.1.3. het aantal elektronen is bijna het zelfde
1.2. vanderwaalsbinding
1.2.1. Binding tussen moleculen
1.2.2. is erg zwak
1.2.3. Sterkte afhankelijk van molecule massa
1.3. Ionen binding
1.3.1. Erg sterke binding door hoog kookpunt
1.3.2. Ontstaat om de lading neutraal te maken
1.4. Metaal binding
1.4.1. Is een binding die voorkomt in Metaal
1.4.2. Protonen gaan in een rooster staan
1.4.3. Veel vrije elektronnen
1.4.4. Hierdoor geleid het goed
1.5. Waterstof bruggen
1.5.1. Binding tussen H en O atomen. (of andere combi)
1.5.2. Zeer sterke binding
1.5.3. Heel erg hoog kookpunt
1.5.4. Bij het kookpunt breekt de 'brug'
1.6. Apolaire/polaire
1.6.1. In beide gevallen is het een chemische verbinding. Alleen bij polaire worden de elektronen goed verdeelt en komt de negatieve lading niet in aanraking met de positieve lading. Dit is precies het tegenovergestelde van Apolaire omdat hier ze wel samen komen
2. Soorten stoffen
2.1. Moleculaire stoffen
2.1.1. geleiden niet.
2.1.2. Laag smelt punt
2.1.3. Meestal Vloeibaar bij kamer temparetuur
2.1.4. De oplosbaarheid is afhankelijk van de polariteit
2.2. Zouten
2.2.1. Geleiden stroom enkel als het is opgelost
2.2.2. Zouten zijn altijd in een vaste fase bij kamertemperatuur
2.2.3. Over het algemeen lossen zouten goed op in water
2.2.4. Zouten hebben hoge smelt/ en kookpunten
2.3. Metalen
2.3.1. Geleiden erg goed warmte
2.3.2. Alle metalen zien er glanzend uit
2.3.3. Metalen hebben een hoog smelt en kookpunt
2.3.4. Metalen is na verhitting goed vervormbaar
2.3.5. Metalen kunnen gemend worden als ze in vloeibare fase zijn
3. Ionen
3.1. Ionen kunnen zowel positief als negatief geladen zijn
3.2. Een ion ontstaat als er zowel een negatief als een positief ladingen is. hiervoor zijn er protonen en elektronen nodig
4. covalentie
4.1. Dit is het aantal bindingen die een atoom moet aan gaan om aan de Octetregel te voldoen
4.1.1. Octet regel houd in dat de buitenste elektronen schil 8 elektronen heeft
4.2. Door te kijken naar het hoeveelheid elektronen in de buitenste schil kun je een idee krijgen van hoeveel atomen gaan binden met dit atoom
5. Naamgeving
5.1. Een Molecule heeft een naam deze naam is opgebouwd uit de namen van atomen
5.2. Op het moment dat er meerdere atomen van de zelfde zijn wordt er een woord voorgezet wat dit voorsteld
5.2.1. Di = 2
5.2.2. Tri = 3
5.3. Bij voorbeeld: Sulfidetrioxide
5.4. Enkel bij moleculaire stoffen en zouten
6. Stofeigenschappen verklaren aan de hand van de binding
6.1. Bij een sterke binding is het kookpunt hoog.
6.1.1. Bij een zwakke binding is het kookpunt laag
6.2. Bij een sterke binding is de massa vaak hoger
6.3. De geleidbaarheid is ook afhankelijk van de binding.
6.3.1. Bij een Metaal binding geleid de stof erg goed
6.3.2. Bij een ionen binding is de geleiding erg slecht omdat de elektronen niet goed kunnen rond bewegenn