woordenschat
Door student jette
1. Verlammen
1.1. Het lichaam / delen niet meer kunnen bewegen
1.1.1. ik ben aan mijn linkerarm verlamp
1.2. Ik ben van mijn linker arm verlamd
2. De overdracht
2.1. iets doorgeven
2.1.1. ik draag mijn ziekte over aan iemande anders
2.2. Het over dragen van griep is gemakelijk
3. Het symptoom
3.1. een kenmerk, de tekenen
3.1.1. de symptoon van griep is je heb heel koud
3.2. Het syptoom van griep is buikpijjn
4. uitzichtloos
4.1. Geen vooruitzicht, geen oplossing mogelijk
4.1.1. de mensen die in de straat wonene zijn uitzichtloos
5. Merkwaardig
5.1. opvallend, interessant
5.1.1. de schoenen van die man zijn merwardig
6. toeslaan
6.1. iets gaat gebeuren als de kans gunstig is
6.1.1. ik sla ziekte toe aan iemand
6.2. De ziekte slaat toe
7. immuun
7.1. Niet vatbaar voor een bepaalde ziekte
7.1.1. ik ben imuun tegen kanker
8. Erbarmelijk
8.1. niet meer kunnen oplossen
8.1.1. mensen die in de straat woonene
8.2. Leven in een erbermalijke situatie
9. Bezwijken
9.1. Niet tot een oplossing gevalen
9.1.1. de bloem bezewijk zonder water en zon
9.2. Mijn groot moeder zij dat ze ging bezwijken
10. Muurvast
10.1. heel stevig, niet op te lossen situatie
10.1.1. de poster hangen muurvast aan de muur