"Geef me de wereld Johnny"

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
"Geef me de wereld Johnny" Door Mind Map: "Geef me de wereld Johnny"

1. ruimte

1.1. geografische ruimte

1.1.1. kermis

1.1.1.1. Je zag de kermis al van ver

1.2. sociale ruimte

1.2.1. middenklasse

1.2.1.1. Eén van hen, Veronique, zat in mijn klas.

1.2.2. marges van de maatschappij

1.2.2.1. Ze duwden me handtassen, sigaretten, aanstekers en portemonneetjes vol klein geld in de handen.

1.3. symbolische ruimte

1.3.1. wereldbol in het schietkraam staat voor de vrijheid die het meisje wil

1.3.1.1. "Ik wil de wereld", zei ze. Ik keek op. Ze wees naar een hoek van het kraam, waar een lichtgevende wereldbol stond. "Geef me de wereld, Johnny."

1.4. sfeerscheppende ruimte

1.4.1. romantisch

1.4.1.1. Ze leunde dichter. Nog even en haar lippen raakten mijn oor.

1.4.2. hectisch

1.4.2.1. Over het geschreeuw heen hoorde ik het getinkel van muntstukken die rondom op de beton vielen en wegrolden.

2. personages

2.1. Thomas

2.1.1. impliciete voorstelling

2.1.2. round character

2.1.3. protagonist

2.1.4. antiheld

2.1.4.1. Ik faalde jammerlijk

2.2. meisje

2.2.1. expliciete/impliciete voorstelling

2.2.1.1. Het andere meisje was van mijn leeftijd. Ze droeg een korte leren jak en jeans.

2.2.1.2. Pas later in het kortverhaal kom je te weten dat de zus van het meisje kampt met een drugsverleden, waardoor haar ouders ook haar extreem controleren en beschermen.

2.2.2. flat character

2.2.3. antagonist

2.3. Veronique

2.3.1. expliciete voorstelling

2.3.2. flat character

2.3.3. tritagonist

2.4. Veroniques zus

2.4.1. expliciete voorstelling

2.4.1.1. Eentje was een miniversie van veronique, een jongere zus.

2.4.2. flat character

2.4.3. tritagonist

2.5. Sharon

2.5.1. expliciete voorstelling

2.5.1.1. zij in roze trainingspak

2.5.2. flat character

2.5.3. figurant

2.6. Johnny

2.6.1. expliciete voorstelling

2.6.1.1. hij in jeansbroek en jeansjas.

2.6.1.2. Op zijn arm stond haar naam te lezen in een bed van rozen. Sharon.

2.6.2. flat character

2.6.3. figurant

2.6.4. held

2.6.4.1. Met één geoefende beweging zette Johnny het luchtgeweer tegen zijn schouder. Het duurde niet lang voor hij het lelijke pluchen dier in haar armen kon duwen.

3. thematiek

3.1. liefde

3.1.1. Omdat ze iets voor me voelde. Zoals ik iets voor haar voelde; vanaf het moment dat ik haar zag.

4. stijl

4.1. woordkeuze

4.1.1. eenvoudige woorden

4.1.1.1. lelijk

4.1.1.2. verveeld

4.1.2. spreektaal

4.1.2.1. "Ga jij mij?" vroeg ze.

4.1.2.2. "In geen honderd jaar", zei Veroniques zus.

4.1.3. jongerentaal

4.1.3.1. "mijn maat"

4.2. zinsbouw

4.2.1. korte zinnen

4.2.1.1. Ze keek me aan.

4.2.1.2. Ze moest naar huis.

4.2.2. opsommingen

4.2.2.1. Ze duwden me handtassen, sigaretten, aanstekers en portemonneetjes vol klein geld in de handen.

4.3. verteltrant

4.3.1. beschrijvend

4.3.2. subjectief

5. inhoud

5.1. Een jongen, Thomas, komt op de kermis waar hij had afgesproken met zijn vriend Bram. Deze daagt niet op maar dan ziet hij Veronique, een meisje uit zijn klas, samen met haar zus en nog een ander meisje. Uiteindelijk gaat hij de hele avond op stap met dat meisje en ze leren elkaar beter kennen. Ze worden verliefd.

6. vertelperspectief

6.1. vertellende ik-persoon

6.1.1. Ik wachtte op Bram, die zoals altijd veel te laat was.