1. Onderwerp
1.1. Er zijn verschillende moorden op de politie gepleegd. De lichamen van de politiemensen worden altijd gevonden op de plaats van een onopgeloste moord.
1.2. Het onderwerp wordt zeer goed uitgewerkt. De plaatsen worden altijd zeer goed beschreven en er staat ook altijd in waar en wanneer de politiemensen vermoord zijn.
2. Thematiek
2.1. De titel is "Politie". Het verhaal speelt zich bijna heel de tijd af bij de politie. Alle protagonisten en antagonisten zijn mensen met een functie bij de politie.
2.2. Het centrale thema is misdaad want er worden veel moorden gepleegd. Die moorden zijn allemaal onopgelost en dan probeert de politie die op te lossen.
2.3. Motieven: De moorden staan in verband met elkaar. De plaats waar een politiemoord gepleegd is, is de plaats van een onopgeloste moord waar die politieagent aan heeft meegewerkt.
3. Tijd
3.1. historische tijd: heden want er wordt technologie gebruikt. Dit is belangrijk voor het verhaal want zo kan men ervoor zorgen dat er minder mensen vermoord worden:
3.1.1. "Arnold Folkestad fronste zijn voorhoofd. 'Geef me de telefoon.' Hij duwde het pistool tegen de nek van Oleg terwijl hij de telefoon uit haar hand griste. Las het snel. Keek Rakel woest aan. 'LAAT OLEG HET CADEAU NIET ZIEN.' 'Wat betekent dat?'
4. Ruimte
4.1. Geografische ruimte: Het verhaal speelt zich af in Oslo en de gebieden rond Oslo. Dit is belangrijk voor het verhaal want in Oslo ligt er sneeuw en dan kun je skiën. Er wordt in het boek een moord gepleegd in een skistation. Als het verhaal zich dus zou afspelen in Egypte bijvoorbeeld zou dit niet kunnen.
4.1.1. "Hij parkeerde op de besneeuwde parkeerplaats en stelde vast dat de enige auto een rode Golf was. Hij pakte zijn ski's uit de skibox en skiede naar de skiliften.
4.2. De ruimte heeft een sfeerscheppende functie want er wordt ook in beschreven als het koud is of als het warm is.
5. Structuur
5.1. Het verhaal verloopt chronologisch, maar er worden ook flashbacks gebruikt. In de flashbacks wordt er teruggekeken op de moorden die vroeger op die plaats gepleegd zijn.
5.2. Er is spanningsopbouw via karakterisering van personages. Hoe meer je gelezen hebt van het boek, hoe meer je te weten komt over de personages.
6. Personages
6.1. Protagonist: Harry Hole. Harry is de beste inspecteur van Noorwegen en is gestopt met zijn beroep omdat hij op het einde van zijn carrière een grote fout begaan is.
6.1.1. Hij is een round character want hij evolueert in het verhaal. In het begin wil hij niet deelnemen aan de onderzoeken naar de moordenaar maar als het verhaal vordert dan doet hij toch mee. Van een bescheiden persoon in het begin van het verhaal gaat hij naar een open persoon.
6.2. Protagist: Truls Berntsen. Truls was een politie-inspecteur maar is dan ontslaan omdat hij heeft meegeholpen met drugssmokkel. Iedereen verdenkt hem ervan dat hij de moorden heeft gepleegd.
6.2.1. Hij is ook een round character want in het begin van het verhaal is hij boosaardig. Maar op het einde van het verhaal wordt hij vriendelijk en helpt hij de politie.
6.3. Nevenpersonages
6.3.1. Rakel
6.3.2. Oleg
6.3.3. Katrien
6.3.4. Beate
6.3.5. Anton
7. Vertelperspectief
7.1. personele verteller
7.1.1. "Hij had hun vaste telefoon horen overgaan en gehoopt dat het niet voor hem was. Hij legde de controller van het Wii-spel naast zich neer.