1. cultuur
1.1. Dicht bij de natuur blijven
1.1.1. Eten in pure vorm houden
1.1.1.1. Behoud van de natuurlijke smaak
1.1.1.1.1. "Waarom zou je je eten prakken?"
1.2. Minder waarde hechten aan tijd
1.2.1. Lakse werkhouding
1.2.1.1. "Surinamers worden snel bestempeld als lui hier ben ik het niet mee eens ze zijn eerder laks"
1.3. Verschillende culturen
1.3.1. Hindoestanen 27,4%
1.3.2. Chinesen
1.3.3. Creolen 17,7 %
1.3.3.1. Wonen vooral in de bossen
1.3.4. Javanen 14,6 %
1.3.5. Marrons 14,7 %
1.3.6. Overig 6,5 %
1.3.7. Gemengd 12,5 %
1.3.8. Onbekend 6,6 %
1.4. Sociale contacten en familie is belangrijk
1.4.1. Oma's en opa's helpen mee in de opvoeding
1.4.1.1. Respect hebben voor ouderen
1.4.1.1.1. Ouderen niet in het gezicht aankijken
1.4.1.1.2. Eerst toestemming vragen aan ouderen voor handelen
1.4.2. Iedereen kan tijdens het eten aanschuiven
1.4.2.1. Eten wordt gezien als een sociale bezigheid, ook op feesten is eten belangrijk
1.4.2.1.1. "Zonder eten is het geen echt Surinaams feestje"
1.5. Dik zijn is niet ongezond
1.5.1. Teken van welvarend
1.5.1.1. "Rondingen in een blouse hoor je te zien"
2. Gezondheid
2.1. Overgewicht
2.1.1. Weinig bewegen
2.1.1.1. Pakken veel de auto of openbaar vervoer
2.1.1.2. Warme + hoge luchtvochtigheid en daardoor weinig sport en beweging.
2.1.2. Perspectief professional: ligt aan de levensstijl
2.1.2.1. Meer bewegen
2.1.2.1.1. Gezonder eten
2.1.3. Kennis
2.1.3.1. Te weinig kennis over ziekten
2.1.3.1.1. Kunnen de bijbehorende risico's niet inschatten
2.1.4. Attitude
2.1.4.1. Jongeren
2.1.4.1.1. Artsen weten wat ze doen en gaan sneller naar de dokter
2.1.4.2. Ouderen
2.1.4.2.1. Dik zijn is niet ongezond
2.1.5. Sociale invloed
2.1.5.1. Jongeren
2.1.5.1.1. Sociale media
2.1.5.2. Ouderen
2.1.5.2.1. Gebruiken eigen wonder 'wonder middeltjes'
2.1.6. Eigen effectiviteit
2.1.6.1. Jongeren
2.1.6.1.1. Beter beïnvloedbaar, minder traditioneel en daardoor beter in staat de oorzaak aan te pakken en uit te voeren
2.1.6.2. Ouderen
2.1.6.2.1. Minder snel veranderen, houden zich vast aan oude gewoontes en zijn niet in staat om te veranderen.
3. Eten
3.1. 2 x warm eten op een dag
3.1.1. Kortere werk en school dagen
3.1.1.1. Vanwege de warme middaguren
3.1.2. Iedereen eet met elkaar aan tafel
3.1.3. Veel tijd besteed aan bereiding en eten zelf
3.2. Bereiding en eenvoud
3.2.1. Groente wokken in een dikke laag vet ipv koken zoals in Nederland
3.2.2. Eten veel rijst
3.2.2.1. Langer houdbaar
3.2.2.2. Goedkoop
3.2.2.3. Traditie
3.3. Andere culturen
3.3.1. Verschillende invloeden
3.3.1.1. Verschillende keukens
3.4. Tafelmanieren
3.4.1. Geen vaste plaatsen aan tafel
3.4.2. Met mes en vork eten behalve roti natuurlijk
3.4.2.1. "Ik weet zeker dat de president roti ook met z'n handen eet."
3.4.3. 1,5 uur aan tafel
3.5. Verwesterste supermarkten
3.5.1. Alles geïnformeerd uit amerika
3.5.1.1. Veel vet en kant en klaar eten
3.5.1.1.1. "En je weet wat uit amerika komt is allemaal massa productie, allemaal opgespoten kippen enzo"
4. Sociale economische status
4.1. De man in huis zorgt voor het basisinkomen
4.2. Lager inkomen: meer kant en klare maaltijden
4.2.1. Makkelijk en goedkoop
4.3. iedereen heeft recht op de zelfde zorg
4.3.1. Artsen zijn niet goed opgeleid omdat ze dan te duur worden en dit niet betaald kan worden door de overheid.
4.3.2. Hoger opgeleiden gaan sneller dan de dokter dan armen
4.4. Auto wordt door velen als levensbehoeften gezein
4.4.1. Gemiddeld/ hoog inkomen gebruiken voor alles de auto
4.4.2. Mensen met een laag inkomen gaan met het openbaar vervoer