1. Indicatoren: Ontwikkelingen en meten
1.1. Indicatoren
1.1.1. Door verschillende indicatoren samenvoegen krijg je beter beeld van de ontwikkeling van een land
1.1.2. ontwikkelingskenmerk van een land
1.2. Bruto Binnenlands Product
1.2.1. BBP
1.2.1.1. Waarde van alle goederen en diensten die alle mensen produceren in een jaar
1.2.2. Als je het Bruto Binnenlands Product deelt door het aantal inwoners van het land krijg je het Bruto Binnenlands Product per hoofd
1.2.2.1. BBP per hoofd
1.2.2.1.1. Belangrijke indicator voor ontwikkeling van een land
1.2.2.1.2. In Nederland is het BBP per hoofd meer dan 30000 euro per jaar
1.2.2.1.3. In India is het BBP per hoofd ongeveer 700 euro per jaar
1.3. Verschillen binnen landen
1.3.1. In veel landen zijn er grotere verschillen tussen arm en rijk dan in Nederland
1.3.2. In het arme India zijn veel rijke mensen
1.3.2.1. Miljonairs
1.3.2.1.1. Verdienen veel meer dan het gemiddelde
1.3.2.2. Miljardairs
1.3.2.2.1. Verdienen veel meer dan het gemiddelde
1.3.2.3. Het armste deel van de bevolking verdient veel minder dan het gemiddelde
1.4. Levensverwachting
1.4.1. Indicator voor de ontwikkeling van een land
1.4.1.1. Levensverwachting bij de geboorte
1.4.1.1.1. De levensverwachting bij de geboorte geeft aan hoeveel jaren mensen gemiddeld leven
1.4.1.1.2. In Nederland is de levensverwachting bij de geboorte tachtig jaar
1.4.1.1.3. In de armste landen van Afrika is de levensverwachting bij de geboorte lager dan vijftig jaar
1.4.2. Hoe lager de economische ontwikkelingen van een land, hoe lager de levensverwachting
1.5. Analfabetisme
1.5.1. In veel landen in de periferie gaan veel mensen niet of maar kort naar school
1.5.1.1. Overvolle klassen
1.5.1.2. Veel mensen die niet kunnen lezen of schrijven
1.5.1.2.1. Analfabetisme
1.5.1.3. Als er weinig geschoolde arbeiders zijn, kan de economie van een land moeilijk verder ontwikkelen
1.6. Ontwikkelingsindex
1.6.1. Het analfabetisme en het aantal jaren dat mensen naar school gaan, geven samen een goed beeld van de ontwikkeling van een land
1.6.1.1. Belangrijke indicatoren
1.6.2. In Amerika gebruiken ze een getal dat de ontwikkeling van een land aangeeft
1.6.2.1. Human Development Index
1.6.2.1.1. HDI
1.6.2.1.2. Ook wel de ontwikkelingsindex genoemd
1.6.2.1.3. Via een moeilijke formule krijgt elk land een score tussen de nul en de één
1.7. Andere indicatoren voor economische ontwikkeling
1.7.1. Hoeveelheid eten die in bezit is van mensen
1.7.2. Schulden die een land heeft
2. Geografische schaalniveaus
2.1. Lokaal
2.2. Regionaal
2.3. Nationaal
2.4. Continentaal
2.5. Mondiaal
3. Centrum en pereferie
3.1. Periferie
3.1.1. Sloppenwijken
3.1.1.1. Groeien snel in grote steden
3.1.2. Leven van een paar euro per dag
3.1.2.1. Lage inkomen
3.1.3. Ontwikkelingslanden
3.1.4. Grote steden
3.1.5. Veel mensen werken op platteland
3.1.5.1. Moeilijk leven
3.1.5.2. Mensen kunnen geen voldoende voedsel verbouwen voor hun eigen gezin
3.1.6. Niet iedereen is arm
3.1.7. Slechte kwaliteit of ontbreken
3.1.7.1. Slechte ziekenhuizen
3.1.7.2. Slechte internetverbinding
3.1.7.3. Slechte wegen
3.1.7.4. Slechte spoorlijnen
3.1.7.5. Slechte voedselvoorsziening
3.1.7.6. Slechte woningen
3.1.7.7. Slechte kleding
3.1.8. Landen
3.1.8.1. Malawi
3.1.8.2. Niger
3.1.8.3. Tsjaad
3.1.8.4. Sudan
3.1.8.5. Mauritanië
3.1.8.6. Congo-Kinshasa
3.1.8.7. Ethiopië
3.1.8.8. Madagaskar
3.1.8.9. Mozambique
3.1.8.10. Benin
3.1.8.11. Guinee
3.1.8.12. Guinee Bissau
3.1.8.13. Liberia
3.1.8.14. Gambia
3.1.8.15. Senegal
3.1.8.16. Mali
3.1.8.17. Burkina Faso
3.1.8.18. Tanzenia
3.1.8.19. Swaziland
3.1.8.20. Lesotho
3.1.8.21. Myanmar
3.1.8.22. Laos
3.1.8.23. Cambodja
3.1.8.24. Afghanistan
3.1.8.25. Bhutan
3.2. Semiperiferie
3.2.1. Alle landen die niet bij centrum of periferie horen
3.2.2. Economie groei
3.2.3. Sommige hoorden vroeger bij centrum
3.2.3.1. Financiele problemen gehad
3.2.3.2. Rusland
3.2.4. Groot verschil met arm en rijk
3.2.4.1. Wijken met luxe huizen
3.2.4.2. Sloppenwijkem
3.2.5. Landen die bij de semiperiferie horen
3.2.5.1. China
3.2.5.2. Brazilië
3.2.5.3. India
3.2.5.4. Rusland
3.2.5.5. Oezbekistan
3.2.5.6. Kazachstan
3.2.5.7. Mongolië
3.2.5.8. De Filipijnen
3.2.5.9. Turkmenistan
3.2.5.10. Sri Lanka
3.2.5.11. Georgië
3.2.5.12. Iran
3.2.5.13. Oman
3.2.5.14. Thailand
3.2.5.15. Kirgistan
3.2.5.16. Libië
3.2.5.17. Algarije
3.2.5.18. Marokko
3.2.5.19. Egypte
3.2.5.20. Zuid-Afrika
3.2.5.21. Botswana
3.2.5.22. Zimbabwe
3.2.5.23. Namibië
3.2.5.24. Bolivia
3.2.5.25. Peru
3.3. Centrum
3.3.1. Veel geld
3.3.1.1. Woning
3.3.1.2. Onderwijs
3.3.1.2.1. Goede scholen
3.3.1.3. Voedsel
3.3.1.4. Kleding
3.3.1.5. Goede Ziekenhuizen
3.3.1.6. Beterverkeer
3.3.1.6.1. Goede spoorlijnen
3.3.1.7. Goede Internetverbinding
3.3.1.8. Goede banken
3.3.2. Werk in moderne bedrijven
3.3.3. Rijk
3.3.4. Goed inkomen
3.3.5. Kan naar een dokter als je ziek bent
3.3.6. Ook armoede
3.3.7. Landen die bij de centrumlanden horen
3.3.7.1. New-Zeeland
3.3.7.2. Nederland
3.3.7.3. Australië
3.3.7.4. Spanje
3.3.7.5. Portugal
3.3.7.6. België
3.3.7.7. Duitsland
3.3.7.8. Canada
3.3.7.9. Frankrijk
3.3.7.10. Verenigde Staten
3.3.7.11. Japan
3.3.7.12. Italië
3.3.7.13. Zwitserland
3.3.7.14. Oostenrijk
3.3.7.15. Finland
3.3.7.16. Noorwegen
3.3.7.17. Zweden
3.3.7.18. Denenmarken
3.3.7.19. Verenigd Koninkrijk
3.3.7.20. Ierland
3.3.7.21. Tsjechië
3.3.7.22. Slowakije
3.3.7.23. Griekenland
3.3.7.24. Polen
3.3.7.25. Zuid-Korea
4. Economische ontwikkelingen
4.1. Sectoren
4.1.1. Primaire Sector
4.1.1.1. Grondstoffen uit de natuur halen
4.1.1.2. Veeverzorging
4.1.1.3. Vissen uit de zee halen
4.1.1.4. Oogsten
4.1.1.5. Olie uit de grond halen
4.1.1.6. IJzererts uit de mijnen halen
4.1.1.7. Hout uit bossen halen
4.1.1.8. Vroeger werkten er veel mensen in Nederland in de primaire sector
4.1.1.9. Periferie
4.1.2. Secundaire Sector
4.1.2.1. Gebruiken grondstoffen uit de primaire sector om producten te maken
4.1.2.2. Industrie
4.1.2.3. Bouwbedrijven
4.1.2.4. Elektriciteitsbedrijven
4.1.3. Tertiaire Sector
4.1.3.1. Dienstsector
4.1.3.2. Geen betaling voor producten die ze maken
4.1.3.3. Wel betaling voor dienstverlening
4.1.3.4. Vrachtwagenchauffeurs
4.1.3.5. Advocaten
4.1.3.6. Artsen
4.1.3.7. Ambtenaren
4.1.3.8. Leraren
4.1.3.9. Verkopers
4.2. Beroepsbevolking
4.2.1. tussen de 15 en 65 jaar
4.2.1.1. Moeten betaald werk doen
4.2.1.2. Werkzoekende
4.3. Economische ontwikkelingen
4.3.1. Rijker maken
4.3.2. Meer industrie ontstaat
4.3.3. Eerst fabrieken voor eenvoudige producten
4.3.3.1. Kleding
4.3.3.2. Ingeblikt voedsel
4.3.4. Later fabrieken voor elektronische producten
4.3.4.1. Auro's
4.3.4.2. Elektronica
4.3.5. Meer industrie
4.3.5.1. Kantoren nodig
4.3.5.2. Banken nodig
4.3.5.3. Scholen nodig
4.3.5.4. Reclamebureaus nodig
4.3.6. Door economische ontwikkelingen groeit de tertiaire sector
4.3.7. In Primaire sector ontstaat minder werk
4.3.7.1. Machines doen meer werk
4.3.8. In de Primaire sector ontstaat minder werk
4.3.8.1. Machines doen meer werk
4.3.9. In centrumlanden werken meer mensen in de tertiaire sector
4.4. Import en export
4.4.1. Landen verkopen hun producten aan andere landen
4.4.1.1. Uitvoer
4.4.1.1.1. Export
4.4.2. Landen kopen ook producten uit andere landen
4.4.2.1. Invoer
4.4.2.1.1. Import
4.5. Verschillen in ontwikkelingen
4.5.1. Sommige landen ontwikkelen sneller dan andere landen
4.5.1.1. Oorzaken
4.5.1.1.1. Goed klimaat
4.5.1.1.2. Goede grond voor de landbouw
4.5.1.1.3. Het helpt als een land kostbare delftstoffen kunnen produceren
4.5.1.1.4. Een gunstige ligging ten opzichte van andere landen maakt het gemakkelijker om handel te drijven
4.5.1.1.5. Ontwikkeling beklemmen
4.5.1.1.6. Als het slecht gaat met de buurlanden, zullen die minder kopen van een land