1. Kunst en religie, levensbeschouwing
1.1. Visies op geschiedenis.
1.1.1. Alles moest vroeger in relatie staan met de religie, want dat was vroeger natuurlijk het allerbelangrijkst, ze baseerden hun leven rondom the geschiedenis en eerden dat en probeerden het uit te breiden.
2. Kunstenaar en opdrachtgever, politieke en economische macht
2.1. Opleiding
2.1.1. In de late middeleeuwen werden er kerk/kathedraalscholen opgericht, rond de 12e eeuw werden er steeds meer scholen opgericht. De complexiteit van de steden nam toe dus waren er meer geschoolde mensen nodig. In de late middeleeuwen kwam ook de schoolastiek op, dit soort onderwijs is een mengvorm van filosofie en theologie. De universiteiten gingen zich ook individueler ontwikkelen. Vroeger was het zo dat als je een opleiding afrondde je een meester was, hierna kon je je nog verder specialiseren, ongeveer zoals het systeem van nu.
2.2. Kunst als ambacht
2.2.1. In de late middeleeuwen werd er veel gehandeld in schilderijen, veel schilders schilderden voor het geld omdat er zoveel gekocht werd en er waren altijd wel genoeg opdrachtgevers.
2.3. Onstaan en ontwikkeling van muzieknotatie
2.3.1. Vroeger werden alle liederen mondeling overgedragen, maar om toch onderschijd te kunnen maken tussen de noten stonden er boven de tekst van het lied allemaal tekentjes, dit wordt ook wel het neumenschrift genoemd. Na een lange tijd zijn we overgestapt op een notenbalk met vierkante noten
2.4. Opdrachtgevers
2.4.1. in de middeleeuwen was de kerk de grootste opdrachtgever voor de kunstenaars, er was ook nog de adel.
2.5. Organisatie samenleving
2.5.1. In de middeleeuwen leefden de mensen volgens het feodale stelsel, oftewel het leenstelsel dat bestond uit een leenheer en een leenman. De leenman moest trouw zweren en de leenheer dienen als die problemen had, in ruil hiervoor kreeg de leenman bescherming en een stuk land van de leenheer.
3. Kunst en vermaak
3.1. Liturgisch drama
3.1.1. Ongeveer tussen de 13e en 14e eeuw werden de eerste spelen in volkstaal gehouden, dit komt voornamelijk omdat de paus het drama uit de kerk had verbannen, dus gingen de mensen om de kerk heen voorstellingen geven het drama werd steeds profaner, acteurs kwamen in beroepskleding, spelen werden buiten de kerk gehouden. Er bestonden ook kluchten, dit zijn komische voorstellingen.
4. Accenten in het onderwerp:
4.1. Kerken met bijbehorende beeldende kunstproducten
4.1.1. Dit is de wells kathedraal in engeland
4.2. Religieus drama in en buiten de kerk
4.2.1. Drama in de kerk ontstond omdat veel mensen niet schrijven of lezen konden, de diensten werden altijd in het latijns gehouden. Dus zodat iedereen kon begrijpen wat er verteld werd, werd het uitgebeeld. Op een gegeven moment ontwikkelde het drama zich tot buiten de kerk, het werd wereldlijk en iedereen mag meedoen.
4.3. Houding van de kerk ten opzichte van dans
4.3.1. In de middeleeuwen had de roomskatholieke kerk een sterke afkeer tegen de dans. Een reden hiervoor is dat de dans te euforisch was, ook was het nogal chaotisch. de kerk had het meer op rustige en sierlijke bewegingen die bij het gebed pasten. In de loop van tijd werd de dans steeds meer verbannen uit de kerk.
4.4. Kerkmuziek, ontwikkeling in relatie tot het gregoriaans
4.4.1. De kerkmuziek was de belangrijkste vorm van muziek in de middeleeuwen, voornamelijk in de kloosters werd gewerkt aan de muziek de kerkmuziek is later ''gregoriaanse muziek'' geworden, vernoemd naar paus Gregorius. Alle liedjes werden vroeger mondeling overgedragen en aan de hand van het ''neumenschrift'' omdat er toen nog geen notenschrift was.
5. Kunst en esthetica
5.1. Schoonheid als openbaring van het goddelijke in de vorm van licht etc.
5.1.1. De vorm van de kerk, hoe het opgebouwd is. Het timpaan, de gigantische glas-in-lood ramen, de hoogte van de kerk en al de mooie versieringen dragen allemaal mee aan het uitbeelden van hoeveel god nou eigenlijk betekent en hoe machtig hij is. Er kwam altijd super veel licht de kerk binnen door de skeletbouw, De toren van de kathedraal werd gezien als goddelijk door de hoogte ervan.
5.2. Originaliteit is geen maatstaf
5.2.1. De kunstenaar hoefde niet elke keer een nieuw werk te bedenken, de kunstenaars hadden altijd een opdrachtgever, (dit was meestal adel of de kerk) dus ze wisten wat ze doen moesten, ook beeldden de kunstenaars veel manuscripten uit.
5.3. Volk levendige voortstelling bijbrengen van godsdienst
5.3.1. Dit deden de kunstenaars, glas in lood maken, manuscripten uitwerken en beelden maken en er werd natuurlijk ook liturgisch drama gehouden.
6. Kunst, wetenschap en techniek
6.1. Samenhang kennis
6.1.1. De kennis hong heel erg samen vroeger omdat alles om ëën ding draaide, het geloof. Alles wat de mensen wisten qua kunst en geschiedenis kwam op hetzelfde neer
6.2. Onstaan meerstemmigheid
6.2.1. Dit begon in de Ars Antiqua, de strofische vers wordt vervangen door de rom an die opgebouwd is uit korte rijmende regels, dit kun je vergelijken met het ontstaan van de meerstemmigheid wat in de Notre Dame in Parijs gebeurde. Dit was in de tweede helft van de 12e eeuw, het begon met de organum-stijl.
6.3. Technische ontwikkeling: skeletbouw
6.3.1. in de middeleeuwen werd de skeletbouw ontwikkelt om de kerken hoger te bouwen, dit is gotische architectuur. Door de kerk hoger te bouwen voelden de gelovigen zich dichter bij de hemel en er kwam op deze manier ook meer licht binnen in de kerk
7. Kunst intercultureel
7.1. Kruistochten en contact met arabieren
7.1.1. In de late middeleeuwen werden er veel kruistochten gehouden, dit was voornamelijk om het geloof te verspreiden en de economie goed boven water te houden, ook deden de mensen er veel kennis mee op. Er was veel contact met Arabië vanwege de economie, er werd constant met Arabië gehandeld