1. Waarden toevoegen
1.1. Wanneer een bedrijf niet in staat is om waarde toe te voegen aan een product of dienst, zullen klanten weglopen.
1.2. Bruto versus netto toegevoegde waarde
1.2.1. Het meten van toegevoegde waarde doe je door het verschil te nemen tussen de marktwaarde en de productie waarde en de gebruikte grond- en hulpstoffen en diensten van deren.
1.2.2. Bruto TGW= Omzet - IVO
1.2.3. Netto TGW= Bruto TGW - Afschijvingen
1.3. Het analyseren van de waardeketen
1.3.1. De verschillende schakels in de bedrijfskolom kunnen waarde toevoegen, maar ook de verschillende schakels binnen hun zelf kunnen waarden toevoegen.
1.3.2. Je maakt onderscheid tussen Primaire en ondersteunende activiteiten die waarden toevoegen.
1.3.3. Primaire activiteiten zijn:
1.3.3.1. Ingaande logistiek
1.3.3.2. Operaties
1.3.3.3. Uitgaande logistiek
1.3.3.4. Marketing en verkoop
1.3.3.5. Service en dienstverlening
1.3.4. Ondersteunende activiteiten zijn:
1.3.4.1. Infrastructuur
1.3.4.2. Management van menselijk kapitaal
1.3.4.3. Technologieontwikkeling
1.3.4.4. Verwerving
1.4. Waardestrategieën van Treacy en Wiersema
1.4.1. Operational excellence
1.4.1.1. effectief managen van de processen
1.4.1.2. Vier pijlers:
1.4.1.2.1. Taak en procesgedreven managen van personeel
1.4.1.2.2. Afstemmen van processen van leveranciers en de eigen organisatie
1.4.1.2.3. Het meten en monitoren van processen om efficiëntie en kostenbesparingen te realiseren
1.4.1.2.4. Het niet of nauwelijks toestaan van veranderingen in assortimenten en procedures
1.4.2. Product leadership
1.4.2.1. Een sterk merk met vernieuwende, innovatieve producten.
1.4.2.2. Creativiteit en flexibiliteit is een must in dit soort bedrijven.
1.4.2.3. De belangrijkste principes zijn:
1.4.2.3.1. Innovatie wordt aangemoedigd
1.4.2.3.2. R&D neemt een centrale positie in binnen de organisatie
1.4.2.3.3. Flexibele bedrijfscultuur
1.4.3. Costomer intimacy
1.4.3.1. De klant staat centraal
1.4.3.2. De belangrijke principes zijn:
1.4.3.2.1. De organisatie is in staat naar wens van de klant te leveren
1.4.3.2.2. Decentrale beslissingsbevoegdheid. de werknemers die dicht bij de klant staat hebben een hoge mate van beslissingsbevoegdheid.
1.4.3.2.3. De bedrijfscultuur is gericht op langdurige klantenrelaties.
2. Het vormen van een missie, visie, strategie
2.1. Missie
2.1.1. De hogere doelstelling van het bedrijf
2.1.2. Het doel van een missie is drieledig:
2.1.2.1. Een missie dwingt een bedrijf tot bezinning over de activiteiten.
2.1.2.2. Vormt een hulpmiddel bij het motiveren van medewerkers
2.1.2.3. Het creëren van een bepaalt imago
2.1.3. Vier verschillende missie's:
2.1.3.1. Pure missie
2.1.3.2. Strategische doelstelling
2.1.3.3. Definitie van de markt
2.2. Principes
2.2.1. Principes hebben betrekking tot de normen en waarde van een bedrijf.
2.3. Visie
2.3.1. De visie heeft te maken met het langetermijnperspectief van een bedrijf.
2.3.2. De visie kan op de volgende manieren invloed uitoefenen op een bedrijf:
2.3.2.1. Motiveren van medewerkers
2.3.2.2. Focussen van medewerkers op relevante activiteiten
2.4. Strategie
2.4.1. Een strategie kan impliciet en expliciet in een bedrijf aanwezig zijn, maar er is altijd sprake van een strategie, zelfs al is die slecht uitvoerbaar.
2.4.2. Bij grote bedrijven is dan ook vaak sprake van een bewuste en expliciete strategie doordat ze er goed over hebben nagedacht en dit ook hebben vastgesteld en gecommuniceerd naar de belanghebbenden van het bedrijf.
2.5. De benadering van Porter: generieke strategieën
2.5.1. Kostenleiderschapsstrategie
2.5.2. Differentiatiestrategie
2.5.3. Focusstrategie
2.5.3.1. Kostenfocus
2.5.3.2. Differentiatiefocus
3. Financiële doelstellingen behalen
3.1. Winst
3.1.1. Omzet - IWO= Bruto winst
3.1.2. Omzet - Totale kosten= Nettowinst
3.2. Omzet
3.2.1. Rentabiliteit= Nettowinst / Totale vermogen
3.2.2. Solvabiliteit(hoe veel denkt het EV de investeering)= EV / TV
3.2.3. Current ratio(Kan het bedrijf hij kortlopende schulden betalen =) = VA / VP
4. Niet-financiële doelstellingen behalen
4.1. Prestatie-indicatoren
4.1.1. Groei
4.1.2. Synergie
4.1.3. Marktaandeel
4.1.4. Naambekentheid
4.1.5. Klantenloyaliteit
4.1.6. Milieudoelstellignen
4.2. Kwaliteit leveren
4.2.1. Waarom kwaliteitssysteem:
4.2.1.1. klanten willen het
4.2.1.2. versterken van concurrentie positie
4.2.1.3. verbeteren van processen
4.2.1.4. verbeteren van communicatie
4.2.2. Kwaliteitszorg
4.2.2.1. Demingcirkel
4.2.2.1.1. Plan
4.2.2.1.2. Do
4.2.2.1.3. Check
4.2.2.1.4. Act
4.2.3. ISO(Internationale Organisatie for Standardization)
4.2.4. INK
4.3. Ideële doelstellingen behalen
4.3.1. Maatschappelijk verantwoord ondernemen
4.3.1.1. De drie pijlers:
4.3.1.1.1. People
4.3.1.1.2. Planet
4.3.1.1.3. Profit
4.4. Duurzaamheid
4.4.1. Duurzaam ondernemen
4.4.1.1. Voordelen duurzaam ondernemen:
4.4.1.1.1. Kostenbesparing bv: energie
4.4.1.1.2. Kostenbesparing bv: geen verspilling grondstoffen
4.4.1.1.3. nieuwe markten aanhoren
4.4.1.1.4. betere publiciteit en betere imago
4.4.1.1.5. Schonere werkomgeving
4.4.1.1.6. Gezonder werkklimaat
4.4.2. Manieren om duurzaam te ondernemen:
4.4.2.1. Bedrijfsinterne milieuzorg
4.4.2.2. Milieukeurmerk voor producten
4.4.2.3. Energiebesparing
4.4.2.4. Duurzame logistiek
4.4.2.5. Duurzame inkopen
4.4.2.6. Afvalpreventie
4.4.2.7. Productgerichte milieuzorg in de keten
4.4.2.8. Duurzame productontwikkeling
4.4.2.9. Meten en monitoren van milieuprestaties
4.4.3. Cradle to Cradle
4.4.3.1. recycle
4.4.4. Levenscyclusanalyse
4.4.5. Klimaat en energie
4.5. Ethiek en ethische dilemma's
4.5.1. Ethiek betreft een verzameling regels, normen en waarden die het moreel juist of onjuist handelen bepalen.