Doelen verwezelijken

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Doelen verwezelijken Door Mind Map: Doelen verwezelijken

1. Het vormen van een missie, visie, strategie

1.1. Missie: beknopte omschrijving van een hogere doelstelling van een bedrijf

1.1.1. 1. Het geeft de richting aan die een bedrijf neemt

1.1.2. 2. Het zorgt ervoor dat alle gezichten dezelfde kant opstaan binnen het bedrijf

1.1.3. 3. Het creëert een bepaald imago naar de buitenwereld

1.1.4. Bedrijven kunnen 4 verschillende missies hebben

1.1.4.1. 1. Pure missie

1.1.4.2. 2. Strategische doelstellingen

1.1.4.3. 3. Gekwantificeerde planningsdoelstellingen

1.1.4.4. 4. definitie van de markt

1.2. Principes: hebben betrekking op de normen en waarden van een bedrijf, hiermee geef je de grenzen aan van waar je staat als bedrijf.

1.3. Visie: geeft weer hoe het bedrijf de missie denkt te realiseren in de toekomst en  wordt gevormd uit de missie en principes.

1.3.1. uitoefenen op de organisatie

1.3.1.1. motiveren van medewerkers

1.3.1.2. focussen van medewerkers op relevante activiteiten

1.3.1.3. Het scheppen van een kader aan de hand waarvan de medewerkers kunnen afleiden op welke wijze de activiteiten moeten worden ingevoerd.

1.4. Strategie: heeft te maken met het maken van bepaalde keuzes. Ieder bedrijf heeft doelstellingen en de stratagie is een manier om de doelstellingen te behalen.

1.4.1. Meeste stratagieën die door het topmanagement van een bedrijf worden bedacht hebben een reikwijdte van 5 tot 10 jaar

1.4.2. De benadering van Porter: generieke stratagieën (fundamentele uitgangspunten)

1.4.2.1. 1. Kostenleiderschapsstratagie

1.4.2.1.1. zo goedkoop mogelijk produceren tov de andere bedrijven in de bedrijfstak

1.4.2.2. 2. Differentiatiestratagie

1.4.2.2.1. Hier zorgt het bedrijf ervoor dat zij een unike positie in de bedrijfstak krijgt door zich te onderscheiden van de concurrentie

1.4.2.3. 3. Focusstratagie

1.4.2.3.1. Hierbij richt een bedrijf zich op een bepaald (kleiner) marktsegment, ook wel niches genoemd. 2 vormen hiervan:

2. Financiële doelstellingen behalen

2.1. Winst: positieve verschil opbrengsten en kosten

2.1.1. 1. Bedrijfsresultaat berekenen: verschil omzet en kosten (ook afschrijving)

2.1.2. 2. gecorrigeerd worden met de rente en de belastingen.

2.1.3. 3. nettowinst (economische winst)

2.2. Omzet: wat wordt er verdiend

2.2.1. Bruto-omzet: totaalbedrag van alle verkopen van een bedrijf in een bepaalde periode

2.2.2. netto omzet: bruto-omzet minus de teruggenomen goederen, de schadevergoedingen aan afnemers voor slechte producten en de betalingskortingen aan afnemers voor contante betaling.

2.2.3. Rentabiliteit: indicatie van het bedrijf om te zien hoe het vermogen dat door de aandeelhouders, of banken is ingebracht, redeert.

2.2.3.1. Nettowinst / totale vermogen

2.2.4. Solvabiliteit: geeft aan in hoeverre de inversteringen van dat bedrijf door het eigen vermogen worden gedekt.

2.2.4.1. solvabiliteitsratio: EV/totale activa

2.2.5. Liquiditeit: geeft aan in welke mate een onderneming haar lopende betalingsverplichtingen kan voldoen.

2.2.5.1. Current ratio: vlottende activa / vlottende passiva

2.2.5.1.1. Boven de 1 is gezond

3. Waarde toevoegen

3.1. Aan de waarde bij het product zelf

3.2. Waarde toevoegen door het product gemakkelijker verkrijgbaar te maken bij een grotere groep

3.3. Tijdwinst door bijvoorbeeld snellere levering

3.4. Betere marketing of service

3.5. Betekenis; verschil te nemen tussen de marktwaarde van de productie en de gebruikte grond- en hulpstoffen en diensten van derden

3.6. Waarde toevoeging binnen het primaire proces

3.6.1. ingaande logistiek

3.6.1.1. ontvangst / opslag

3.6.2. Operaties

3.6.2.1. binnen de productgroep

3.6.3. Uitgaande logistiek

3.6.3.1. activiteiten om klanten aan te trekken, distributie, vervoer

3.6.4. marketing en verkoop

3.6.4.1. actieviteiten die ervoor zorgen dat de klanten de producten kopen

3.6.5. Service en dienstverlening

3.6.5.1. klantenondersteuning, installatie, reparatie

3.7. Waarde toevoeging binnen het ondersteunende proces

3.7.1. infrastructuur

3.7.1.1. De beheersing van processen: financiering, administratie

3.7.2. Management van menselijk kapitaal

3.7.2.1. activiteiten verbonden aan werving

3.7.3. technologieontwikkeling

3.7.3.1. productontwikkeling

3.7.4. Verwerving

3.7.4.1. de inkoop van productiemiddelen

3.8. Waardestratagieën van Tracy en Wiersema

3.8.1. Operational excellence (prijsgericht)

3.8.2. Product leadership (product gericht)

3.8.3. Costumer intimacy (consument gericht)

4. Niet-financiële doelstellingen

4.1. Prestatie-indicatoren: concrete uitkomst van strategische doelstellingen. Ze worden gebruikt als prestatie meting

4.1.1. Groei

4.1.2. Synergie:

4.1.2.1. Is in het bedrijfsleven een belangrijk begrip.  Het beschrijft een proces waarbij het samengaan van delen meer oplevert dan de som der delen. Het is het vermogen om meer te bereiken door  bepaalde processen samen te voegen

4.1.3. Marktaandeel

4.1.4. Naamsbekendheid

4.1.5. Klantloyaliteit

4.1.6. Milieudoelstellingen

4.2. Kwaliteit leveren

4.2.1. Omdat klanten kwaliteit willen

4.2.2. Voor het verstreken van de concurrentiepositie

4.2.3. Voor het verbeteren van de productieprocessen

4.2.4. Voor het verbeteren van de interne/externe communicatie

4.2.5. KMS: systematiek die de organisatie gebruikt om producten of diensten te leveren waarmee de klanten tevreden zijn

4.2.5.1. De meeste kwaliteitsmanagementsystemen zijn gebaseerd op de Deming-Cirkel. De 4 kwadranten van de Demingcirkel zijn:

4.2.5.1.1. 1. Plan

4.2.5.1.2. 2. Do

4.2.5.1.3. 3. Check

4.2.5.1.4. 4. Act

4.2.5.1.5. Dit is een vicieuze cirkel. Het kan oneindig doorgaan.

4.2.5.2. ISO: een bedrijf dat bedrijfsprocessen doet verbeteren. .

4.2.5.3. INK: is een onafhankelijke stichting, het ondersteunt bedrijven om hun kwaliteit te verbeteren. De 9 aandachtsgebieden volgens INK zijn:

4.2.5.3.1. 1. Leiderschap

4.2.5.3.2. 2. Strategie en beleid

4.2.5.3.3. 3. Management van medewerkers

4.2.5.3.4. 4. Management van middelen

4.2.5.3.5. 5. Management van processen

4.2.5.3.6. 6. Klanten en partners

4.2.5.3.7. 7. Medewerkers

4.2.5.3.8. 8. Maatschappij

4.2.5.3.9. 9. Bestuur en financiers

4.3. Ideele doelstellingen behalen. (ideeel heeft te maken met de wereld te verbeteren)

4.3.1. Maatschappelijk verantwoord ondernemen. 3 peilers

4.3.1.1. 1. People

4.3.1.1.1. Hoe gaat het bedrijf met het personeel om en hoe presteert het op het gebied van sociale cohesie. Hierbij kan er gedacht worden aan: medezeggenschap, kinderarbeid, omkoping en fraude enz.

4.3.1.2. 2. Planet

4.3.1.2.1. Hier behoren de prestaties op het gebied van milieu in ruimere zin. Hoe ervaart het bedrijf zijn verantwoordelijkheid tegenover het milieu. Hierbij kan er gedacht worden aan schoner produceren, ketenbeheer, milieuzorg enz.

4.3.1.3. 3. Profit

4.3.1.3.1. Hierbij gaat het om de economische zaken. Bijv. werkgelegenheid, investeringen in infrastructuur, winstbestemming enz.

4.4. Duurzaamheid: heeft te maken met het zo min mogelijk belasten van het milieu. Voordelen van duurzaam ondernemen zijn:

4.4.1. 1. Kostenbesparing door bijvoorbeeld energie te besparen

4.4.2. 2. Kostenbesparing door zorgvuldig grondstoffengebruik

4.4.3. 3. Nieuwe markten aanboren met innovatieve duurzame producten

4.4.4. 4. Betere publiciteit door een beter imago

4.4.5. 5. Een schonere werkomgeving en daardoor aantrekkelijker als werkgever

4.4.6. 6. Een gezonder werkklimaat

4.4.7. Een bedrijf dat duurzaam wil ondernemen, moet weten wat de gevolgen zijn van zijn productieproces, distributie en producten op het milieu. Daarom is het belangrijk dat bedrijven zorgen voor een continue verbetering van de economische, ecologische en sociale prestaties.

4.4.7.1. Instrumenten om milieuvriendelijk te kunnen handelen:

4.4.7.1.1. 1. Bedrijfsinterne milieuzorg

4.4.7.1.2. 2. Milieukeurmerk voor producten

4.4.7.1.3. 3. Energiebesparing

4.4.7.1.4. 4. Duurzame logistiek

4.4.7.1.5. 5. Duurzaam inkopen

4.4.7.1.6. 6. Afvalpreventie

4.4.7.1.7. 7. Productgerichte milieuzorg (PMZ) in de keten

4.4.7.1.8. 8. Duurzame productontwikkeling

4.4.7.1.9. 9. Meten en monitoren milieuprestaties

4.4.8. Cradle to Cradle: een concept dat alle gebruikte materialen na hun leven in het ene product, nuttig kunnen worden ingezet in een ander product. Het is gebaseerd op kringloop.

4.4.8.1. biosfeer

4.4.8.2. technosfeer

4.4.9. Eco efficiency: waarbij vooral gelet wordt op het minimaliseren van de nodige materialen en het energieverbruik

4.4.10. Levenscyclusanalyse: Is een analyse die informatie geeft over de impact van een product op het milieu. In LCA wordt de hele levenscyclus van een product of activiteit bekeken

4.5. Ethiek en etnische dilemma's

4.5.1. Ethiek betreft een verzamelig regels, normen en waarden die het moreel juist of onjuist handelen bepalen.

4.5.1.1. Moraal: algemene onpartijdige regels die aangeven wat de juiste manier van handelen is in tal van situaties. Met de normen en waarden die de moraal weerspiegelen, bepalen zij de ethiek

4.5.1.2. Hieruit blijkt dat ethiek subjectiever is dan moraal. Bij de moraal staat zelfs dat deze onpartijdig is.

4.5.1.2.1. moraal is abstract geformuleerd en ethiek beinvloed kan worden door bij cultuur

4.5.1.2.2. moraal is abstract geformuleerd en ethiek beinvloed kan worden door bij cultuur