1. fossiele energie
1.1. wat?
1.1.1. gas
1.1.1.1. voor verwarming en om op te koken
1.1.2. olie
1.1.2.1. om benzine en plastic van te maken
1.1.3. kolen
1.1.3.1. voor elektriciteitscentrales
1.2. ontstaan?
1.2.1. lang geleden, uit planten en diertjes
1.2.2. zit diep in de aarde
1.3. voordelen
1.3.1. gemakkelijk
1.3.2. goedkoop
1.4. nadelen
1.4.1. warmen aarde op
1.4.2. vervuilen de lucht met
1.4.2.1. roet
1.4.2.2. broeikas-gas
1.4.3. ze raken op en wat dan?
1.4.4. nadeel van aardgas voor Groningen
2. duurzame energie
2.1. voordeel
2.1.1. raakt nooit op
2.1.2. vervuilt niet
2.2. nadeel
2.2.1. is nog best duur
2.2.2. is nog niet heel efficient
2.2.3. is nog een beetje onbekend
2.3. soorten
2.3.1. windenergie
2.3.1.1. windmolens
2.3.2. zonne-energie
2.3.2.1. zonnecollector / zonneboiler
2.3.2.1.1. warmt water op
2.3.2.2. zonnepanelen / zonnecellen
2.3.2.2.1. zetten licht om in stroom
2.3.3. water-energie
2.3.3.1. watermolens
2.3.3.2. waterkrachtcentales
2.3.4. biomassa
2.3.4.1. verwerking van GFT-afval: huisvuil wordt energie
3. kernenergie
3.1. voordeel
3.1.1. een klein beetje uranium geeft heel veel enegie
3.2. nadeel
3.2.1. het afval is radioactief: daar krijg je kanker van
3.2.2. het afval blijft heel lang gevaarlijk (duizenden jaren)
3.2.3. waar kun je het afval laten?
3.2.4. een ongelukje in een kernenergiecentrale heeft gevolgen voor een heel werelddeel
3.2.5. niet duurzaam: uranium kan opraken
3.3. dichtstbijzijnde kerncentrale in Mol, België
3.4. Nederlandse kerncentrale in Borsele
4. elektrische apparaten
4.1. energieslorpers
4.1.1. alles wat verwarmt
4.1.1.1. oven
4.1.1.2. vaatwasser
4.1.1.3. wasmachine
4.1.1.4. tosti-ijzer
4.1.1.5. frituurpan
4.1.1.6. fohn
4.1.2. alles wat lang aanstaat
4.1.2.1. koelkast
4.1.2.2. diepvries
4.1.2.3. wekkerradio
4.1.2.4. lampen die altijd branden
4.2. hoe kun je energie sparen?
4.2.1. geen standby maar uit
4.2.2. lichten uit
4.2.3. verwarming lager als je weg gaat
5. batterijen
5.1. een batterij heeft een ingang en een uitgang
5.2. een batterij maakt geen stroom
5.3. een batterij pompt elektronen rond
5.4. een stroomkring wil zeggen dat de stroom rond kan stromen en weer bij de batterij uitkomt
6. een energiecentrale
6.1. vervuiling
6.2. ken alle woorden/stappen van de energiecentrale
7. niet in de toets maar om over na te denken:
7.1. je eigen energie
7.1.1. door eten hou je je energie op peil
7.1.2. in je darmen wordt je eten in pakketjes eten voor je spieren geknipt
7.1.3. pakketjes door je bloed naar je spieren gebracht
7.1.4. het afval wordt door je spieren weer teruggegeven aan je bloed, dat het naar je nieren brengt
7.1.5. je nieren zeven het uit je bloed en sturen het naar je blaas
7.2. jouw energie heb je nodig voor:
7.2.1. spierkracht
7.2.1.1. hart
7.2.1.2. armen en benen
7.2.2. warmte
7.2.2.1. onder een bepaalde temperatuur stopt je lichaam met werken
7.2.3. functioneren van je organen
7.2.3.1. spijsvertering vraagt heel wat energie