1. Detailhandelsvormen
1.1. Winkeltypen
1.1.1. Speciaalzaak
1.1.2. Gemakswinkel
1.1.3. Supermarkt
1.1.4. Hypermarkt
1.1.5. Warenhuis
1.1.6. Discountwinkel
1.2. Niet-winkelverkoop
1.2.1. Ambulante handel of colportage
1.2.2. Direct selling
1.2.3. Netwerkmarketing
1.2.4. Postorderbedrijf
1.3. Winkelcentra
1.3.1. buurtwinkelcentrum,
1.3.2. wijkwinkelcentrum,
1.3.3. stadsdeelwinkelcentrum,
1.3.4. stadswinkelcentrum / citycentrum.
1.3.5. Voordeel
1.3.5.1. Dat populaire winkelcentra trekpleisters zijn voor het winkelend publiek.
1.3.5.2. Ook is het verzorgingsgebied groot.
1.3.5.3. Door de variatie trekt het publiek aan
1.3.6. Nadeel
1.3.6.1. dat de huurprijs hoog is van een bedrijfspand.
1.3.6.2. Tevens is de detaillist afhankelijk van externe factoren.
1.3.6.3. Ook moet er variatie zijn, anders verkoopt het niet.
1.3.6.4. Ook overheidsvoorschriften kunnen nadelig zijn en zo worden bepaalde winkels ontmoedigd zich te vestigen
2. Franchising
2.1. Samenwerkingsverbanden
2.1.1. Het voordeel is dat je schaalvoordelen hebt. Er zijn 3 vormen:
2.1.1.1. 1. de inkoopcombinatie, (samen inkopen voor schaalvoordelen)
2.1.1.2. 2. het vrijwillig- filiaalbedrijf (bedrijven zijn qua eigendom zelfstandige bedrijven maar presenteren zich onder 1 naam) Spar
2.1.1.3. 3. Het grootwinkelbedrijf. Is te verdelen in:
2.1.1.3.1. Warenhuisbedrijf (zorgt uitbreiding vooral doormiddel van franchise)
2.1.1.3.2. Grootfilliaalbedrijf (fillialen zijn eigendom van de organisatie met minstes 7 vestigingen)
2.2. Franchisesysteem
2.2.1. Bij franchising zijn de zelfstandige ondernemers juridisch en financieel onafhankelijk. Ze zijn echter wel onderdeel van een winkelformule. Beide partijen profiteren hiervan
2.2.2. Voordeel voor de franchisegever:
2.2.2.1. Snelle expansie
2.2.2.2. Beperkte investeringen
2.2.2.3. Gemotiveerde franchisenemers
2.2.2.4. Geen personeelsproblemen
2.2.2.5. Diverse bronnen van inkomsten
2.2.3. Voordelen voor de franchisenemer
2.2.3.1. Kans om zelfstandig ondernemer te worden
2.2.3.2. Soepele kredietverlening door banken
2.2.3.3. Training en begeleiding door franchisegever
2.2.3.4. Goede naam en gezamenlijke reclame verhoogt de omzet
2.2.3.5. Minder risico door bewezen succesformule
2.2.4. Nadelen voor de franchisegever
2.2.4.1. Weinig zeggenschap over franchisenemers
2.2.4.2. Winstdeling met franchisenemers
2.2.4.3. Tekort aan geschikte vestigingspunten
2.2.5. nadelen voor de franchisenemer
2.2.5.1. Hoge aanloopkosten
2.2.5.2. Percentage van de omzet vloeit naar franchisegever
2.2.5.3. Geen afstemming op lokale marktsituatie
2.2.5.4. Te veel invloed van franchisegever
2.2.5.5. Vage contractuele verplichtingen van franchisegever
3. Rol van de detaillhandel
3.1. Taken van detaillisten
3.1.1. producten inkopen en assortiment samenstellen,
3.1.2. informatie geven via internet en reclame,
3.1.3. voorraad houden,
3.1.4. prijzen bepalen,
3.1.5. verkopen,
3.1.6. service verlenen
3.1.7. krediet verstrekken aan de consument.
3.2. Het wheel of retailing
3.2.1. Zie hfst 14 blz 655
4. Trade marketing (detaillistenmarketing)
4.1. Accountmanagement
4.1.1. Zo kan de leverancier snel en doelgericht inspelen op de eisen van zijn grootste afnemers in de deteilhandel
4.1.2. Zie hst 14 blz 681
4.2. Prijs- en servicedistributie
4.2.1. Een strategie van prijsdistributie is geschikt voor fabrikanten die zich richten op distribuanten met een low margin retailing-strategie.
4.2.2. De strategie van servicedistributie wordt uitgevoerd door producenten met een doelgroep van detaillisten die zich richten op een kleine groep kwaliteits- en servicegevoelige consumenten.
4.2.3. Bij fun-shopping speelt de prijs niet echt mee, men wil een hogere levensstandaard verkrijgen door aanschaf van deze producten.
4.2.4. Bij convenience goods spelen de prijs en het koopgemak juist wel mee.
5. Detailhandelsmarketing
5.1. Winkelformule. Een winkelformule bestaat uit
5.1.1. de doelgroep, (wie willen we als klant)
5.1.2. het type assortiment (welke specialisatie, kwaliteit en verdere vervijning leiden tot de beste concurrentiepositie)
5.1.3. de positionering. (welke prijs- en welk serviceniveau ten opzichte van de concurrenten)
5.2. De retailing mix (detailhandelsmix) bestaat uit zes P’s:
5.2.1. 1. product, (assortiment en merkenbeleid)
5.2.2. 2. presentatie, winkelsfeer en indeling
5.2.3. 3. personeel, bediening en service
5.2.4. 4. promotie, reclame, promoties en winkelaankleding
5.2.5. 5. prijs prijs- of servicedistributie; acties
5.2.6. 6. plaats. Locatie, verkrijgbaarheid en openingstijden
5.3. Trends in retailing
5.3.1. Marketing speelt een steeds grotere rol in de detailhandel. Dit komt door een aantal factoren:
5.3.1.1. branchevervaging, (meer verschillende producten per winkel)
5.3.1.2. afschaffing van verticale prijsbinding, (prijzen worden niet meer door producent bepaald)
5.3.1.3. kostenverlaging, (prijsconcurrentie leidt tot lagere verkoopprijzen )
5.3.1.4. veranderend winkelgedrag
5.3.1.5. technologische ontwikkelingen.