1. WAT?
1.1. leerstof "Cultuur kan men definiëren als een geheel van waarden en normen, gedragingen, instituties, kennis, materiële producten en kunstvoorwerpen waarover een gemeenschap beschikt en die worden doorgegeven aan de huidige en volgende generaties "
2. BEREIKT?
2.1. Absoluut! De lln konden a.d.h.v. oefeningen van opdracht 8 zelf afleiden wat tot de categorie cultuur behoort. Daarna slaagden ze er gezamenlijk in om te omschrijven wat cultuur is.
3. KADERING leerplandoel?
3.1. Het is direct gelinkt aan de doelstellingen van het Leerplan 2006/019 onder Leerplandoel 31"Wat zijn wetenschappen?" wat zich in een specifiekere uitbreiding kadert: "Wat zijn cultuurwetenschappen?"
3.1.1. Rekening houdende met de pedagogisch-didactische wenken zoals (cfr. p. 33 leerplan 2006/019, leerplandoel 31Doelstelling 31 (uitbreiding) De leraar laat de leerlingen het verschil zien tussen wetenschap en ander menselijk gedrag via voorbeelden (studie van de aap, waarzeggen ...). Hieruit worden eigenschappen afgeleid die bij wetenschap altijd aanwezig zijn, maar niet altijd allemaal bij niet-wetenschap. De leraar vraagt om een aantal gedragingen te klasseren onder de benaming wetenschap of niet-wetenschap en hiervoor de verklaring te geven (bijv. astrologie en sterrenkunde ...).
3.2. Het is indirect gelinkt aan het leertraject zoals het door de leerkracht werd bepaald in samenspraak met een andere collega.
4. HOE?
4.1. inductieve opbouw
4.1.1. opdracht 8 "Zijn de volgende 7 voorbeeldzinnen een uiting van cultuur?" "Waarom wel/niet?"
4.1.1.1. individueel oplossen
4.1.1.1.1. Alle leerlingen krijgen 5 minuten de tijd (tussen de 20e en 25e minuut van de les) om te bepalen of de voorbeeldzinnen al dan niet een uiting van cultuur zijn. Daarbij gaat de leerkracht rond om te zien hoe ver de lln vorderen en of er vragen zijn.