1. Sesamstraat-situatie
1.1. De voorlezer werkt met een kleine groep.
1.2. De kinderen uit de groep komen gemakkelijk tot interactie
2. Als er sprake is van interactie dan merk je:
2.1. Het door elkaar lopen van de rollen van spreker en luisteraar
2.1.1. 'verbaal pingpong' (anders dan netjes op elkaar wachten tot de vorige spreker klaar is om vervolgens de kans te krijgen een eigen monoloog op te zetten
2.2. Een sterk letten op hetgeen je opmerkingen aan reactie bij de andere(n) oproepen.
2.2.1. de spreker legt nog meer nadruk op een uitspraak of kiest juist een voorzichtigere formulering
2.3. Een voortdurend proces van informeren, luisteren, reageren en argumenteren.
2.4. Opvallend taalgebruik
2.4.1. De zinnen zijn niet altijd correct van opbouw en dikwijls niet compleet
3. Huidige situatie in het onderwijs
3.1. De leerkracht is vrijwel constant aan het woord. De leerkracht geeft een leerling de beurt, die beantwoord de vraag en de leerkracht geeft reactie of het goed is of fout. Hierdoor worden sommige leerlingen nauwelijks betrokken in het gesprek.
3.2. De leerkrachten én leerlingen worden de 'praatlessen' al gauw moe.
4. Om de bedoeling van de schrijver goed te kunnen begrijpen is het nodig dat de lezer actief met de tekst omgaat, opdat de communicatie tussen hem en de schrijver werkelijk tot stand komt.
5. De interactiemogelijkheden nemen toe
5.1. Wanneer leerlingen in de gelegenheid zijn om samen aan het oplossen van problemen en vraagstellingen te werken, nemen de interactiemogelijkheden toe.
6. Voorwaarden interactief (lees)onderwijs
6.1. Leerkracht
6.1.1. De leerkracht moet de mogelijkheid tot interactie zien en aangrijpen
6.1.2. De leerkracht moet doorvragen. Op het moment dat de leerkracht een oordeel geeft over een antwoord op een vraag dan stoppen de denkprocessen bij de overige leerlingen
6.1.3. De leerkracht moet zich bewust zijn van de rollen die hij moet vervullen
6.2. Leerlingen
6.2.1. Ze moeten bereid zijn om hun mening nauwkeurig te formuleren
6.2.2. Onderbouwen van hun mening met argumenten
6.2.3. Daarnaast moeten leerlingen bereid zijn tot samenwerking met hun medeleerlingen
6.3. Leermiddelen en materialen
6.3.1. Er moet binnen de methode een zekere afwisseling in open en gesloten opdrachten zijn
6.3.2. Voorts moeten er mogelijkheden aangereikt worden om leerlingen in kleine groepen te laten werken
6.3.3. De handleiding van de methoden begrijpend lezen moeten niet alleen vertellen dat er interactie onderwezen moet worden, maar ook praktisch aanwijzingen geven voor het realiseren van dergelijk onderwijs.
6.3.4. De school moet over een taalmethode beschikken die aanwijzingen geeft voor goed onderwijs in spreken en luisteren.
7. Interactief onderwijs heeft als oogmerk de betrokkenheid van de leerlingen te verhogen.
8. Onderwijs waarin leerlingen optimaal betrokken worden bij het doelgestuurd uitwisselen van ideeën en oplossingstrategieën en het reflecteren op gehanteerde aanpakken.
9. Interactieve valkuilen top 10
9.1. 1. Niet de leerlingen zijn actief, maar de leerkracht of één leerling.
9.2. 2. De leerkracht is teveel aan het uitleggen.
9.3. 3. De leerkracht stelt te veel gesloten vragen of pseudo-vragen. (om het antwoord te horen wat hij allang in zijn hoofd heeft).
9.4. 4. De leerkracht stelt onduidelijke vragen. Hierdoor ontstaat er een vraag-en-antwoordspelletje
9.5. 5. De leerkracht stelt zich zodanig op dat leerlingen gedwongen worden zijn perspectief te volgen en verzuimt zich te verdiepen in de denksporen van zijn leerlingen.
9.5.1. 6.