1. Fermentatie =gisting
1.1. Endogene elektronenacceptor
1.2. Praktische gevolgen: melkzuur, ethanol,...
1.3. Melkzuurfermentatie
1.3.1. Homolactic: produceert alleen melkzuur
1.3.2. Heterolactic: produceert ook bijproducten
1.4. Propionzuurfermentatie
1.4.1. Melkzuur oxideren tot pyrodruivenzuur, omzetten tot propionzuur en CO2
1.4.2. Bij kaas
1.5. Gasvorming
1.5.1. Darmen
1.5.2. H2 en CO2
1.5.3. Spijsverteringsproblemen: gas niet geabsorbeert
1.6. Butaandiolfermentatie
1.6.1. Besmetting drinkwater: kleurreactie + verzuring
2. Anaërobe respiratie: gebruiken exogene elektronenacceptor, maar geen O2
2.1. Nitraatrespiratie =denitrificatie
2.1.1. vlot assimileerbare N voor planten
2.2. Sulfaatrespiratie
2.2.1. H2S stank
2.3. Carbonaatrespiratie
2.3.1. methaanbron
3. Aërobe respiratie
3.1. suiker oxideren tot CO2
3.2. O2 is elektronenacceptor
3.3. De meeste bacteriën
4. Fermentatie <-> ademhaling
4.1. Twee manieren anaëroob leven
4.1.1. substantiële fermentatiecapaciteit
4.1.2. anorganische elektronenacceptor (niet O2)
4.2. Bacterieën indelen
4.2.1. obligaat aëroben =O2 noodzakelijk
4.2.2. micro-aërofielen =O2 in mindere maten nodig
4.2.3. facultatieve anaëroben =subst. fermentatiecapaciteit maar O2 wanneer mogelijk
4.2.4. obligate anaëroben =niet groeien in aanw. van O2
4.2.4.1. Missen enzym dat superoxide (O2-) neutraliseert
4.2.5. aërotolerante anaëroben =altijd fermentatie
5. Eukaryoot metabolisme
5.1. Katabolisme =opbouw
5.2. Anabolisme =afbraak
5.3. Aërobe respiratie =opeenvolging katabole processen met O2 als elektronenacceptor (uit omgeving, exogeen)
5.4. Anaërobe fermentatie: bij zuurstoftekort ->endogene stof als elektrotenacceptor
5.5. Weinig variatie
6. Autotrofie =zelf organische verbindingen opbouwen
6.1. Energiebron nodig (eukaryoten:fotosynthese)
6.2. Foto-autotrofe bacteriën
6.2.1. Cyanobacteriën: zelfde als bij planten
6.2.2. Andere bacteriën: geen water als elektronendonor ->vooral H2S ->groene en purpere zwavel bacteriën ->geen O2 productie (en 1 fotosysteem)
6.3. Chemo-autotrofie
6.3.1. Energie uit oxidatie van anorganische verbindingen
6.3.2. Nitrificatie door nitrificerende bacteriën: vormen van ammoniak en nitriet nitraat(goed voor planten)
6.3.2.1. ammoniumoxiderende bacteriën: NH4+ oxideren tot NO2-
6.3.2.2. Nitrietoxiderende bacteriën: NO2- oxideren tot NO3-
7. Stikstoffixatie =sommige prokaryoten: N2 (gas) reduceren tot NH3 met nitrogenase enzym
7.1. N2 door stikstoffixatie NH3: door ammonificatie NH4- door nitrificatie NO2-->NO3- door denitrificatie N2
7.2. Twee groepen
7.2.1. Vrijlevende stikstoffixerende
7.2.2. Symbiotisch stikstoffixerende =in plant beschermd tegen O2