1. Literatuur
1.1. Begint rond 1100
1.2. Boeken en teksten werden door monniken en priesters overgeschreven in een scriptorium
1.3. Vanaf 1450 boekdrukkunst
1.4. Drie soorten literatuur
1.4.1. Ridderliteratuur
1.4.1.1. Voorhoofse ridderromans ook wel Karelromans, heldengedicht of chansons de geste genoemd, bijvoorbeeld Walewein
1.4.1.1.1. kracht en moed
1.4.1.1.2. geloof speelde belangrijke rol
1.4.1.1.3. vrouw was ondergeschikt
1.4.1.2. Hoofse ridderromans oftewel Arthurromans bijvoorbeeld Van den vos Reijnaerde
1.4.1.2.1. speelt zich af rondom het hof
1.4.1.2.2. koning Arthur staat centraal
1.4.1.2.3. queeste oftewel avonturentocht
1.4.1.2.4. hulpvaardigheid, rechtvaardigheid en hoffelijkheid
1.4.1.2.5. helpen van de verdrukten en opsporen van geheimzinnige voorwerpen
1.4.2. Liederen
1.4.2.1. Ballade, bijvoorbeeld Heer Halewijn
1.4.2.1.1. wordt sprongsgewijs verteld, bijzaken worden weggelaten
1.4.2.1.2. ernstige/ sombere sfeer
1.4.2.1.3. onderwerpen zijn vaak ontleend aan oude sprookjes, sagen of ridderverhalen
1.4.2.2. Elegie, bijvoorbeeld Egidiuslied
1.4.2.2.1. gedicht waarin gevoelens van smart en wanhoop worden uitgesproken
1.4.3. Toneel
1.4.3.1. Vanaf 14e eeuw
1.4.3.2. bijvoorbeeld Mariken van Nieumeghen
1.4.3.2.1. mirakelspel: spel waarin een wonder gebeurt
1.4.3.2.2. faustthema: verkopen van ziel aan duivel om te ontsnappen aan de ellende van de tijd en om bovenmenselijke kracht/kennis op te doen
1.5. Humor: bestrijdingsmiddel tegen melancholie, het ware leven en de duivel
1.5.1. Klucht: humoristisch stuk na een ernstig toneelstuk