1. Sport- en spelsituaties
1.1. art. 1:162 BW in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid
1.1.1. HR: Tennisbal
1.1.1.1. Je zit nog wel in de spelzetting in een dood speelmoment, het behoort dus tot het normale verwachtingspatroon dus geen aansprakelijkheid, jij koos er immers voor het vel op te gaan.
1.1.1.2. Gedragingen die buiten de spelsituatie als onvoorzichtig en dus onrechtmatig zouden worden bestempeld, hoeven dit binnen de spelsituatie niet te zijn. Een spelsituatie lokt namelijk bepaalde gedragingen uit waar men rekening mee dient te houden. Het enkele feit dat een van deze gedragingen wegens een ongelukkige samenloop van omstandigheden voor letsel bij een ander deelnemer zorgt betekent niet dat deze gedraging als onzorgvuldig kan worden bestempeld.
1.1.2. HR: Natrappen
1.1.2.1. Het ging evident veel verder dan je mocht verwachten, voetbal is een gevaarlijke sport m.b.t. kans op letsel, maar niet op natrappen.
1.2. Verhoogde aansprakelijkheid tussen deelnemers aan een sport- of spelactiviteit
1.2.1. HR: Gevaarlijke gedragingen van een deelnemer, die zijn mededeelnemers redelijkerwijs moesten verwachten, zullen in beginsel geen onrechtmatigheid aan de zijde van die deelnemer opleveren.
1.2.2. HR: Gevaarlijke gedragingen die de mededeelnemers redelijkerwijs niet behoefde te verwachten, zullen in beginsel wel onrechtmatig zijn.
1.3. Invloed van spelregels
1.3.1. Spelregels zijn een factor die een rol kan spelen/meewegen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid. Je hebt regels de het spel regelen en regels die de speler beschermen.
2. Groepsaansprakelijkheid
2.1. art. 6:166 BW
2.2. ten minste 1 groepslid brengt schade toe
2.3. de kans op het toebrengen van schade had het aangesproken groepslid van zijn gedragingen is groepsverband behoren te weerhouden (door jouw gedraging is de kans op schade groter geworden)
2.4. deze gedragingen zijn het aangesproken groepslid toe te rekenen (op grond van schuld (verwijtbaar), wet of verkeersopvatting
2.5. Rechtsgevolg: hoofdelijke aansprakelijkheid (je mag eenieder voor het geheel aanspreken)
2.6. Minderjarig: ouders (art. 6:169 jo 6:164 BW)
3. Verkeersaansprakelijkheid
3.1. 1. art. 185 WVW
3.1.1. aanrijding van een ongemotoriseerde waarbij een gemotoriseerde betrokken is
3.2. 2. tenzij reflexwerking
3.2.1. regres -> Saskia Mulder. Er is dan sprake van een onrechtmachtige daad (art. 6:162 BW) en werk alsnog de rest uit.
3.3. 3. Overmacht?
3.3.1. Kan alleen als er rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt. 'Het is niet zo onwaarschijnlijk dat een ...' (HR Marbeth van Uitregt bij onder de 14 jaar. Je moet dan opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid bewijzen.)
3.4. 4. Eigen schuld art. 6:101 BW
3.4.1. Causale verdeling
3.4.1.1. Hoeveel % hebben partijen bijgedragen aan de schade?
3.4.1.2. Betriebsgefahr: andere personen zijn kwetsbaarder dan die niet in de auto zitten. dus heeft de gemotoriseerde iets meer verantwoordelijkheid, dus kom je waarschijnlijk al op meer dan 50% uit.
3.4.2. Billijkheidscorrectie
3.4.2.1. onder de 14 jaar; 100%-regel (HR Ingrid Kolkman)
3.4.2.2. Boven de 14 jaar; 50%-regel (HR IZA-Vrerinke en HR Anja Kellenaers).
3.4.2.3. Tenzij regres (verzekeraar): dan werken deze twee regels niet en is er sprake van subrogatie (art. 7:962 BW).
3.4.2.3.1. HR Achmea/Menzis: art. 7:962 lid 1 BW bepaalt dat vorderingen tot vergoeding van schade van de verzekerde overgaan op de verzekeraar voor zover de laatste die schade vergoedt. Uitgangspunt moet dan zijn dat de billijkheidscorrectie van art. 6:101 lid 1 BW doorwerkt in de verhouding tussen verzekeraars op gelijke wijze als deze zou gewonde in de verhoudingen tussen de verzekerden.
3.4.2.4. Aanvullende billijkheidscorrecite (Anja Kellenaers, iemand van 15 jaar met het verstand van een 9-jarige).
3.5. 5. Conclusie
3.5.1. ... moet ...% betalen van de schade.
4. Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW)
4.1. daad
4.2. onrechtmatig
4.2.1. inbreuk op een recht
4.2.1.1. persoonlijkheidsrechten
4.2.1.2. vermogensrechten
4.2.2. strijd met een wettelijke plicht
4.2.3. strijd met hetgeen maatschappelijk verkeer bestaat/maatschappelijke zorgvuldigheid --> Kelderluik-criteria (gevaarzetting)
4.2.3.1. 1. Hoe waarschijnlijk kende niet-inachtneming van de vereisten oplettendheid en voorzichtigheid worden geacht? (hoe groot is de kans dat iemand onvoorzichtig is?)
4.2.3.2. 2. Hoe groot is de kans dat daaruit ongevallen ontstaan?
4.2.3.2.1. Jansen/Jansen: (ongelukkige samenloop van omstandigheden) de gedraging is slechts in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid als de kans op schade zodanig groot is dat de dader zich er na maatstaven van maatschappelijke zorgvuldigheid van had behoren te weerhouden. niet iedere gedraging die gevaarlijk is, is dus onrechtmatig. Normale alledaagse dingen zijn niet onrechtmatig (Zwiepende tak)
4.2.3.3. 3. Hoe ernstig kunnen de gevolgen zijn?
4.2.3.4. 4. Hoe bezwaarlijk zijn de te nemen veiligheidsmaatregelen?
4.2.3.4.1. HR Jetblast: een waarschuwingsbord is alleen voldoende als te verwachten valt dat het gelid tot een handelen of nalaten waardoor het gevaar wordt vermeden.
4.2.3.4.2. HR Jumbo: je had een bordje moeten plaatsen dat het duidelijk was dat er kans was op letsel en dus niet alleen: let op er kunnen flesjes van de band vallen.
4.2.3.5. HR Natronloog: het is in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid o ene emmertje met een onbekende vloeistof langs de weg te zetten, tenzij je weet of gegronde redenen hebt om aan te nemen dat het ongevaarlijk is of tenzij je andere het gewaarschuwd.
4.2.3.6. HR Taxusstruik: het is niet onrechtmatig om planten of struiken onder je te hebben op een wijze die gevaarlijk is, tenzij je het gevaar kende of behoorde te kennen. (Is er sprake van een feit van algemene bekendheid of is er sprake van een kring van personen behoorde tot ene feit van algemene bekendheid).
4.3. rechtvaardigingsgrond aanwezig? Ja of nee
4.4. Toerekenbaar
4.4.1. schuld
4.4.2. wet
4.4.3. verkeersopvatting
4.5. schade
4.5.1. vermogensschade/materiële schade (art. 6:95 jo 6:96 BW)
4.5.2. ander nadeel/immateriële schade 9art. 6:95 jo 6:106 jo 6:107 BW)
4.6. causaal verband
4.6.1. 'dientengevolge'
4.6.1.1. conditio sine qua non: was de schade ook ingetreden indien de gedraging niet was gepleegd? wat het voorzienbaar?
4.7. relativiteit (art. 6:163 BW)
4.7.1. de geschonden norm moet strekken tot bescherming tegen de schade zoals benadeelde die heft geleden
4.7.2. dit hoeft alleen als je de onrechtmatigheid baseert op strijd met een wettelijke plicht, bij de andere twee is er automatisch aan voldaan
5. Kwalitatieve aansprakelijkheid + productaansprakelijkheid
5.1. Kwalitatieve aansprakelijkheid voor personen
5.1.1. ondergeschikten (art. 6:170 BW)
5.1.1.1. Lid 1: - Schade aan een derde - Fout van een ondergeschikte (onrechtmatige daad ondergeschikte) - Ondergeschiktheid (juridische gezagsverhouding) - Kanseis (met de uitvoering van de werkzaamheden die jou zijn opgedragen is de kans op schade vergroot) - Zeggenchapseis (zeggenschap over de gedraging van de werkgever naar de ondergeschikte) - Causaal verband (schade-gedragen: opdracht zoals iemand die heeft gekregen en de uitvoering daarvan).
5.1.1.2. Lid 3: We gaan naar de werkgever als beide aansprakelijk zijn, tenzij - Opzet - Bewuste roekeloosheid - Is van een vakdeze sprake ga je terug naar de onrechtmatige daad.
5.1.2. niet-ondergeschikten hulppersonen (art. 6:171 BW)
5.1.3. Kinderen (art. 6:169 BW)
5.1.3.1. art. 6:164 BW: kind jonger dan 14 jaar geen onrechtmatige daad
5.1.3.2. art. 6:169 BW
5.1.3.2.1. lid 1: Doen (geen nalaten, kind is niet bekwaam) < 14 Als zijn leeftijd niet de weg staat als onrechtmatige daad worden beschouwd (onrechtmatige daad art. 6:162 BW uitwerken
5.1.3.2.2. lid 2: 14 en 15 jaar oud: ouder aansprakelijk, tenzij hem niet kan worden verweten dat hij de gedraging van het kind niet heeft belet.
5.2. Kwalitatieve aansprakelijkheid voor zaken
5.2.1. Opstallen (art. 6:174 BW)
5.2.1.1. lid 4: gebouwen en werken duurzaam met de grond verenigd. De opstal voldoet niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden uit het oogpunt van veiligheid mag stellen, daardoor gevaar oplevert voor personen of zaken en het gevaar zich verwezenlijkt.
5.2.1.1.1. tenzij degene op het tijdstip van het ontstaan het gevaar zou hebben gekend (afdeling 6.3.1)
5.2.2. gevaarlijke stoffen (art. 6:175 BW)
5.2.3. stortplaatsen (art. 6:176 BW)
5.3. Productaansprakelijkheid
5.3.1. Gebrekkig product: art. 6:185 BW
5.3.1.1. producent (art. 6:187 lid 2 BW)
5.3.1.2. product (art. 6:187 lid 1 BW)
5.3.1.2.1. roerende zaak - ook nadat deze een bestanddeel is gaan vormen van een andere roerende of onroerende zaak - alsmede elektriciteit.
5.3.1.3. gebrek in het product (art. 6:186 BW)
5.3.1.3.1. als het product niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten
5.3.1.4. schade (art. 6:190 BW)
5.3.1.4.1. sub a: schade door dood of lichamelijk letsel
5.3.1.4.2. sub b: schade aan een andere zaak die gewoonlijk voor gebruik of verbruik in privé-sfeer is bestemd in meer dan 500 euro.
5.3.1.4.3. schade aan het product zelf of onder de 500 euro: transactieschade en valt niet onder dit artikel (art. 7:24 BW schadevergoeding consumentenkoop vanwege non-conformiteit).
5.3.1.5. causaal verband (art. 6:185 BW)
5.4. Aansprakelijkheid voor kinderen
5.4.1. <14 jaar
5.4.1.1. niet toerekenbaar aan kind als onrechtmatige daad (art. 6:164 BW).
5.4.1.2. risicoaansprakelijkheid voor ouder, voor een 'doen' (niet nalaten), van het kind dat als onrechtmatige daad aan het kind zou worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan (art. 6:169 lid 1 BW)
5.4.2. 14 en 15 jaar
5.4.2.1. kind is zelf aansprakelijk en daarnaast zijn ouder (art. 6:162 jo 6:169 lid 2 BW) als de ouders en verwijt kan worden gemaakt doordat zij de gedraging niet hebben belet.
5.4.3. 16 jaar en ouder
5.4.3.1. kind is zelf aansprakelijk (art. 6:162 BW