1. nomological network; meting van construct sterk/of zwak geassocieerd met metingen van andere constructen
2. methoden voor evalueren convergente en discriminante validity
2.1. focused associations; specifieke associaties tussen variabelen. relevante criterion variabelen
2.1.1. validity generalization studies; evalueren voorspelbaarheid van testscores over verschillende situaties
2.1.1.1. validity general. 3 punten; algemen level van predicitive validity - mate van variabiliteit onder studies - source van variabiliteit
2.2. sets van correlaties
2.3. multitrait-multimethod matrices
2.3.1. verschillende traits onderzoeken met verschillende methoden
2.3.1.1. trait variantie vs methode variantie
2.3.1.1.1. correlatie kan dus voortkomen uit het gebruik van zelfde methodes of daadwerkelijke trait/construct overlappen
2.4. quantifying construct validiteit
2.4.1. mate van 'fit' tussen theoretische voorspelling voor een set van correlaties en de r dat daadwerkelijk verkregen wordt
2.4.1.1. 2 effectssizes; de r en significantie-test
2.4.1.1.1. lage effect size kan ook voortkomen uit verkeerde voorspelling van r & verkeerde keus criterion variabelen
2.4.2. 3 fases; voorspelling van patroon conv/disc validity correlaties - data verzamelen voor echte r - kijken hoeveel de r overeenkomt
3. factoren die een validity coefficient beinvloeden
3.1. associatie tussen constructen; de ware associatie beïnvloedt de verkregen correlatie
3.2. meet error en betrouwbaarheid; meet error vermindert de r tussen variabelen
3.2.1. betrouwbaarheid van criteriontest en primary test moeten sterk zijn anders laag validitycoef
3.2.1.1. correctie voor verzwakking gebruiken
3.3. restricted range
3.3.1. variabiliteit in een of beide distrubuties beïnvloedt r
3.3.1.1. correlatie kan minder worden als range of scores gelimiteerd is
3.3.2. als de scores vooral vallen aan 1 kant van distributie
3.4. skew en relatieve proporties
3.4.1. skew variabele robuust impact op correlatie