Hoofdstuk 3 - Optica

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Hoofdstuk 3 - Optica Door Mind Map: Hoofdstuk 3 - Optica

1. de normaal

1.1. de gestippelde lijn die loodrecht op het grensvlak staat

2. Standaard onderdelen per paragraaf

2.1. Blauwe woordjes

2.2. Onderwerpen (samenvatting stukjes tekst na dikgedrukt)

2.3. Extra onderwerpen (uit aantekeningen)

2.4. Formules

2.4.1. Grootheden

2.4.1.1. Omschrijving van grootheid

2.4.1.2. Eenheid

3. Paragraaf 4

3.1. Blauwe woordjes

3.1.1. netvlies:

3.1.2. pupil:

3.1.3. iris:

3.1.3.1. het gekleurde deel van je oog, in fel zonlicht is de iris breed en in het donker is de iris dun

3.1.4. accommoderen:

3.1.4.1. het accommoderen van het oog betekend dat de spiertjes van het oog de ooglens boller en platter maken.

3.1.5. bijziend:

3.1.5.1. als je bijziend bent zijn je ogen te sterk of is je oogas te lang, voorwerpen die ver weg zijn kun je dan niet goed zien.

3.1.6. verziend:

3.1.6.1. als je verziend bent zijn je ooglenzen te zwak of is je oogas te kort voorwerpen die vlakbij zijn, kan je dan niet goed zien.

3.2. Onderwerpen

3.2.1. de bouw van je ogen:

3.2.1.1. hoornvlies, de buitenste beschermde laag over je ogen, de pupil, is de opening in de iris, de iris, het gekleurde deel van je oog, voorste oogkamer is de ruimte tussen het hoornvlies en de pupil, ooglens is de lens die er voor zorgt dat het beeld scherp is als het op het netvlies komt, het glasachtig lichaam is de binnen kant van je oog netvlies is het vlies waar het beeld op geprojecteerd wordt, oogzenuw zorgt er voor dat het beeld naar je hersens wordt gestuurd, het beeld komt altijd op z'n kop op het netvlies.

3.2.2. Oudziend:

3.2.2.1. je bent oudziend als je ooglenzen minder elastisch zijn, dat gebeurt het meest bij oudere mensen. Daardoor kunnen de ooglenzen minder goed accommoderen. ze kunnen de ooglenzen niet meer voldoende bol maken, en kunnen dus niet van dichtbij scherp zien.

3.2.3. dioptrie: als je de sterkte van je lenzen wilt weten dan gebruik je de dioptrie.

3.2.3.1. als je de sterkte van je lenzen wilt weten dan gebruik je de dioptrie.

3.2.3.1.1. 1) reken de branpuntsafstand in meter!

3.2.3.1.2. 2) reken dan uit: 1/f

3.2.3.1.3. 3) het getal dat je vindt, is de lenssterkte in dioptrie.

3.2.4. Bijziend en verziend: als je bijziend of verziend bent heb je lenzen of een bril nodig, omdat het oog het licht dan niet goed breekt. als je bijziend bent kan je niet goed ver weg zien en heb je een negatieve lens nodig, en als je verziend bent kun je voorwerpen van dichtbij niet goed zien en dan heb je een positieve lens nodig.

3.2.5. Accomoderen: Je ogen moeten zichzelf scherper stellen als ze van iets van heel dichtbij staat naar iets wat heel ver weg staat kijken. Dit heet accomoderen. Als je naar iets ver weg kijkt, is de ooglens bijna plat en zijn de spiertjes ontspannen, maar als je naar iets dichtbij kijkt, trekken de spiertjes samen en wordt de ooglens boller. Dit gebeurt omdat je dan een scherp beeld krijgt.

3.2.6. We kunnen alleen de constructiestralen door het optisch middelpunt gebruiken, en zo het beeld bepalen.

3.2.6.1. Constructie beeld door het oog

3.3. Extra onderwerpen

3.4. S=1/f

3.4.1. S= sterkte (in dioptrie)

3.4.1.1. S = de sterkte van de lens (spiegel)

3.4.1.2. f = de afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt F

3.4.1.3. eenheid van S= in dpt (dioptrie)

3.4.1.4. eenheid van f= m

3.4.2. f= Brandpuntafstand

4. Paragraaf 3

4.1. Woordjes

4.1.1. Lenzenformule: 1/f = 1/v + 1/b

4.1.2. Vegroting: hoeveel keer groter of kleiner het beeld is dan het voorwerp

4.1.3. Beeldafstand: de afstand tussen de lens en het scherpe beeld.

4.1.4. Voorwerpafstand: de afstand tussen de lens en het voorwerp

4.2. je moet het beeld scherp stellen voor je een foto maakt. de afstand tussen de lens en de beeldchip moeten verstelt worden

4.2.1. Onderwerpen (samenvatting stukjes tekst na dikgedrukt)

4.3. als je een foto maakt met een doorsnee camera, is het beeld op de beeldchip kleiner dan het voorwerp.

4.3.1. Omschrijving van grootheid

4.4. Extra onderwerpen

4.4.1. als v>>f (veel groter, meer dan 100x zo groot) dan b=f

4.5. Omschrijving van grootheid

4.5.1. 1/f= 1/b + 1/v ( lenzen formule)

4.5.1.1. v, b, f, N

4.5.1.1.1. v: Voorwerpsafstand

4.5.1.1.2. b: Beeldafstand

4.5.1.1.3. f: Brandpuntafstand

4.5.1.1.4. N: Vergroting

4.5.2. N = b/v ( vergroting)

5. Paragraaf 2

5.1. Blauwe woordjes

5.1.1. soorten lichtbundels

5.1.1.1. divergerende lichtbundel

5.1.1.2. evenwijdige lichtbundel

5.1.1.3. divergeren= lichtstralen die op de lens vallen,worden afgebogen naar buiten, van de hoofdas af.

5.1.2. Lenzen

5.1.2.1. positieve lens= lens waarbij de rand dunner is dan in het midden.

5.1.2.2. negatieve lens= lens waarbij de rand dikker is dan in het midden.

5.2. Formules

5.2.1. Grootheden

5.2.1.1. Eenheid

5.2.1.1.1. is de hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal

6. Paragraaf 1

6.1. Blauwe woordjes

6.1.1. lichtbreking: is er als het licht verandert van richting

6.1.1.1. Mis grensvlak

6.1.2. hoek van inval

6.1.3. hoek van breking

6.1.3.1. de hoek tussen de gebroken lichtstraal en de normaal heet de hoek van breking

6.1.4. lens

6.1.4.1. glas of kunststof die de lichtstralen van richting veranderd

6.1.5. hoofdas

6.1.5.1. hoofdas is de lijn die door het midden van de lens loopt (loodrecht op de lens)

6.1.6. brandpunt

6.1.6.1. de lens beweegt de lichtstralen naar een punt het brandpunt

6.1.6.1.1. Geldt alleen voor evenwijdige lichtbundel

6.1.7. brandpunt afstand

6.1.7.1. de afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt (F) wordt de brandpunt afstand (f) genoemd

6.2. Onderwerpen

6.2.1. brekingsregels: 1 van lucht naar stof: breking naar de normaal toe 2 van stof naar lucht: breking van de normaal af 3 lichtstralen loodrecht op het grensvlak gaan rechtdoor

6.2.1.1. is een gestippelde lijn die loodrecht op het grensvlak staat

6.2.1.1.1. f= de brandpuntsafstand en is de afstandtussen het midden van de lens en hetbrandpunt F. Li= de hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal. Lr= de hoek tussen de gebroken lichtstraal en de normaal.

6.2.1.2. de hoek tussen di invallende lichtstraal en de normaal

6.2.1.2.1. f= cm, Li= graden, Lr: graden

6.3. geen formules

6.3.1. Grootheden en eenheden

6.3.1.1. F: Brandpunt, f: brandpuntsafstand, Li: hoek van inval, Lr: hoek van breking.

6.3.1.2. Brandpunt

6.3.1.2.1. Als een evenwijdige lichtbundel loodrecht op de lens invalt, dan komt de lichtbundel samen in het brandpunt

6.3.1.2.2. F

6.3.1.3. Brandpuntsafstand

6.3.1.3.1. De brandpuntsafstand is de afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt

6.3.1.3.2. f