1. Seksualiteit
1.1. Voor de jaren 60
1.1.1. opvoeding
1.1.1.1. voortplanting kwam niet ter sprake
1.1.1.1.1. kinderen uit bloemkolen
1.1.1.2. masturbatie kon niet
1.1.1.2.1. vooral jongens
1.1.1.3. seksuele betrekkingen voor huwelijk konden niet
1.1.1.3.1. onverwacht zwanger -> snel huwelijk enige oplossing
1.1.1.3.2. meisjes voldoende beheersing en kuisheid behouden
1.2. culturele breuk van jaren 60
1.2.1. Seksuele revolutie
1.2.1.1. Uitvinding anticonceptiepil
1.2.1.1.1. jongeren trokken zich minder aan van voorschriften
1.2.1.2. Contact jongens & meisjes
1.2.1.2.1. niet meer gezien als zondig
1.2.2. Taboe doorbroken
1.2.2.1. volwaardige plaats in opvoeding
1.2.2.2. buitenhuwelijkse betrekkingen normaal
1.2.2.3. erotische & pornografische films en tijdschriften
1.2.2.4. gevolgen voor ideaalbeeld vrouw/meisje
1.2.2.4.1. Voorheen moeder-maagd Maria
1.2.2.4.2. zelfverzekerde, zelfstandige en seksueel aantrekkelijke vrouw
1.2.3. homoseksualiteit
1.2.3.1. minder sterk taboe
1.2.3.1.1. vanaf 19e eeuw beschouwd als specifieke geaardheid
1.2.3.1.2. ontstaan groepen die opkomen voor homo rechten
1.2.4. Patriarchaal gezinsmodel onder druk
1.2.4.1. voorheen vader hoofd van gezin
1.2.4.1.1. zorgde voor inkomen
1.2.4.1.2. vrouw huisvrouw en zorgde voor kinderen
1.2.4.2. jongeren pikte gezag niet meer
1.2.4.2.1. verzet tegen elke vorm van gezag
1.2.4.3. gelijkwaardigheid man en vrouw
1.2.4.3.1. opkomst feminisme
1.2.4.4. traditionele gezin en huwelijk in vraag stellen
1.2.4.4.1. ongehuwd samenwonen
1.2.4.4.2. echtscheidingen
1.2.4.4.3. verandering doel liefdesrelatie
2. Religie
2.1. nieuwe waarden
2.1.1. botsing traditionele katholieke leer
2.1.1.1. jongeren willen dit steeds minder aanvaarden
2.1.1.2. strenge katholieke seksuele moraal was aanwezig
2.1.2. Dus afrekening kerk door seksuele revolutie
2.1.2.1. kritisch en onverschillig opstellen t.o.v. kerk
2.1.2.2. vb: verschijning encycliek Humanae Vitae in 1968
2.1.2.2.1. paus stelde periodieke onthouding enige middel voor geboortebeperking
2.1.2.2.2. reactie:
2.1.3. katholiek geloof niet in sociale identiteit
2.1.3.1. maar katholieke organisaties bleven bestaan
2.1.3.1.1. identiteit anders formuleren
2.1.3.2. katholiek geloof niet verdwenen
2.1.3.2.1. mensen laten zich leiden door persoonlijk geloof
3. Ontspanning
3.1. opkomst massatoerisme
3.1.1. mogelijkheden tot vakantie
3.1.1.1. wet 1936: recht op 6 dagen betaald verlof
3.1.1.1.1. reden: bevorderen gezonde, deugdzame bezigheden
3.1.1.1.2. gevolg: meer vakantiemogenlijkheden
3.1.1.1.3. MAAR angst voor ontregeling
3.1.2. bestemmingen
3.1.2.1. de zee
3.1.2.1.1. wet 1903: verplichte zondagsrust
3.1.2.1.2. pleziertreinen nr Oostende en Blankenberge
3.1.2.1.3. wet 1936: betaald verlof -> langer nr zee
3.1.2.2. West-EU
3.1.2.2.1. na WO II: invoering vakantiegeld
3.1.2.2.2. golden 60's: hoger loon
3.1.2.2.3. nieuwe transportmogelijkheden: auto's ->verder & individueler reizen
3.1.2.3. heel Middellandse Zeegebied
3.1.2.3.1. 1980: vliegreizen
3.1.2.3.2. luxevakanties betaalbaar dr lageloonlanden
3.1.3. 1990
3.1.3.1. 2/3 Belg op vakantie
3.1.3.2. verandering v mentaliteit & doelstelling
3.1.3.2.1. 1) ontspanning -> zuiderse bestemming (sun, sea, sand, sex)
3.1.3.2.2. 2) unieke persoonlijke ervaring
3.1.3.3. opkomst internet
3.1.3.3.1. vakantie afstellen op individuele wensen
4. Onderwijs
4.1. Ernstige veranderingen
4.1.1. Externe democratisering
4.1.1.1. Middelbaar & Hoger onderwijs toegankelijker
4.1.1.2. Technisch onderwijs groeide snel
4.1.1.3. Universitair onderwijs pas later op gang
4.1.1.3.1. 1955: Kleine elite groep studenten
4.1.1.3.2. 1970: Helft 18 19-jarige studeert in hoger onderwijs
4.1.1.4. Enorme Financiële inspanningen overheid
4.1.1.4.1. 1960: 19,4 Miljard BF uitgave voor onderwijs (3.2% van BNP)
4.1.1.4.2. 1970: 58,5 Miljard BF uitgave voor onderwijs (4,5% van BNP)
4.1.1.5. Weinig doorstroming uit lagere klasse
4.1.1.5.1. Hogere-en middenklasse sterk vertegenwoordigd in HO voorbereidende richtingen
4.1.1.5.2. Studierichting Sec.Ond. richtingaangevend
4.1.2. Elk autoritaire vorm in vraag gesteld
4.1.2.1. Antiautoritaire opvoeding
4.1.2.1.1. Grens Kind-Volwassenen wegvallen
4.1.2.1.2. Recht op eigen persoonlijke ontwikkeling
4.1.2.1.3. Niet de nieuwe onderwijsvorm
4.1.2.1.4. Veranderingen verhouding Leerkracht-leerling
4.1.3. Interne Democratisering
4.1.3.1. Meer inspraak leerling en ouders
4.1.3.1.1. Ouder- en leerlingenraad
4.1.3.2. Pedagogische aanpak beinvloed
4.1.3.2.1. Vernieuwende inzichten
4.1.3.3. Ontwikkeling van de hele persoon
4.1.3.3.1. Onderwijs niet alleen overdragen kennis
4.1.3.3.2. Algemene vorming = Belangrijk
4.1.3.4. Ontwikkeling van de individuele persoonlijkheid
4.1.3.4.1. Nieuwe werkvormen
5. Culturele breuk
5.1. 1945 keerpunt na WO 2
5.1.1. dagelijks leven
5.1.1.1. Vooroorlogse gang van zaken begon terug
5.1.1.2. relaties, religie gezin en ontspanning bleef hetzelfde als voor WO2
5.1.2. politiek
5.1.2.1. ander uitzicht op de situatie
5.2. 2de helft jaren '50
5.2.1. kleine groepen jongeren veranderden van leefgewoonten
5.3. Jaren '60 veranderd de leefgewoonten ingrijpend
5.3.1. bredere groep jongeren volgden deze nieuwe mentaliteit van '50
5.3.1.1. waarom?
5.3.1.1.1. economisch motief : golden sixties
5.3.2. ontstaan van commerciële jongerencultuur
5.3.2.1. door nieuwe vormen van entertainment-> jongeren aparte identiteit
5.3.2.1.1. muziek en dans
5.3.2.1.2. film en kleren
5.3.2.2. ontstaan nieuwe waarden en andere mentaliteit
5.3.2.2.1. popsterren als rolmodel
5.3.2.2.2. media
5.3.3. ontstaan van generatieconflict
5.3.3.1. kritiek van oudere generatie
5.3.3.1.1. muziek te uitdagend
5.3.3.1.2. kleren onfatsoenlijk