1. vertrouwen vs wantrouwen
1.1. kind 0-1.5 jaar
1.1.1. impact op vrienden en relaties in het latere leven
1.1.2. begint in zijn veilige haven en gaat op ontdekkingstocht
1.1.3. kind benadrukt het gevoel van hechting
1.2. ouder
1.2.1. openstaan voor het kind
1.2.2. emoties v/h kind door frustraties
2. autonomie vs shaamte
2.1. kind 1.5-3 jaar
2.1.1. zelfstandigheidsdrang
2.1.2. ontdekkingstocht in huis en tuin
2.2. ouder
2.2.1. kind niet overbeschemen
2.2.2. aanmoedigen: zelfvertrouwen = moed
2.2.3. niet aan lot overlaten: slechte ervaring = angst
3. initiatief vs schuldgevoel
3.1. kind 3-6 jaar
3.1.1. ontdekkingstocht binnen - maar vooral buitenshuis
3.1.2. eerste vaardigheden = keuze maken ( aankleden + knutselen
3.1.3. trots op verwezenlijkingen
3.1.4. schuldgevoel ontdekken
3.2. ouder
3.2.1. grenzen opstellen zonder schuld
4. competentie vs minderwaardigheidsgevoel
4.1. kind 6-12 jaar
4.1.1. belangrijkste vaardigheden aanleren: spellen, rekenen, etc...
4.1.2. zelfbeeld vormen d.m.v. vergelijken met leeftijdsgenoten
4.2. leerkracht
4.2.1. benadrukken van het kind zijn/haar talen
4.2.2. positieve bekrachtiging
4.3. 0-1.5 jaar
5. identiteit vs rolverwarring
5.1. kind 12-19 jaar
5.1.1. seksueel rijp worden
5.1.2. ware ik zoeken
5.1.3. nood aan experimenteren om die ware ik te vinden
5.1.4. pubertijd = fouten maken mag
5.1.5. gebrek experimenteren = foreclosure ( tienermoederschap, afschermend leven )
5.2. opvoeder
5.2.1. ruimte laten voor ontdekkingstochten
5.2.2. evenwichtsoefeningen op grenzen stellen en vrijheid laten
6. intimiteit vs isolement 19 - 30 a 35 jaar
6.1. vormen liefdesrelaties
6.2. wederkerigheid belangrijk in:
6.2.1. identiteitsvorming
6.2.2. intimiteit
6.2.3. organisatie in het leven