1. 2.1 Inleiding informatiesystemen
1.1. 2.1.1 Wat is een informatiesysteem?
1.1.1. Een informatiesysteem is een systeem dat gericht is op het leveren van die informatie die nodig is om een bepaald doel te bereiken.
1.1.2. Systeemontwikkeling
1.1.2.1. Het ontwerpen en bouwen van een nieuw (geautomatiseerd) informatiesysteem wordt systeemontwikkeling genoemd.
1.2. 2.1.2 Soorten informatiesystemen
1.2.1. Alles wat informatie bevat.
1.2.1.1. Niet-digitaal
1.2.1.2. Digitaal
2. 2.2 Systeemfuncties en processen
2.1. 2.2.1 Wat zijn systeemfuncties en processen?
2.1.1. Een systeem is een samenhangend,geordend geheel van onderdelen die een gemeenschappelijk doel dienen. Om dat doel te bereiken zijn de onderdelen in een bepaalde volgorde gezet. Bovendien moet er ‘iets’ met die onderdelen gedaan worden om het doel te bereiken. Daarom hangen er systeemfuncties aan een systeem. Het uitvoeren van deze functies noem je een proces.
2.1.2. Systeemfuncties
2.1.2.1. Een systeemfunctie geeft aan wat er gedaan moet worden met de onderdelen in het systeem.(invoer, verwerking, uitvoer)
2.1.3. Processen
2.1.3.1. Zodra de systeemfuncties worden uitgevoerd, spreken we van processen.(invoeren, verwerken, uitvoeren)
2.1.4. Besturing van processen
2.1.4.1. De processen moeten bestuurd worden.
2.2. 2.2.2 Voorbeelden: besturing van processen
2.2.1. het ABS van de auto
2.2.1.1. ABS zorgt ervoor dat de wielen niet blokkeren
2.2.1.2. ABS bestaat uit:
2.2.1.2.1. een computer
2.2.1.2.2. 4 sensoren die de snelheid van ieder wiel meten
2.2.1.2.3. een aantal door het systeem bediende kleppen in het hydraulische remsysteem
2.2.1.3. ABS is ook een terugkoppeling
2.2.2. een centrale verwarming
2.2.2.1. sturingssignaal
2.2.2.1.1. (Deel 2) stel dat het warmte waarmee een ruimte wordt verwarmd onder bijvoorbeeld 20 graden Celsius wordt het water verwarmt. Het signaal waardoor het water verhit wordt heet het sturingssignaal
2.2.2.2. terugkoppeling of feedback
2.2.2.2.1. (Deel 2) zodra de ruimte warm genoeg is. wordt er weer een signaal verstuur dat het water niet meer hoeft verwarmt te worden
2.2.3. een schaatsenfabriek.
2.2.3.1. Drie processen:
3. 2.3 Informatiebehoefte
3.1. Voorbeeld: Reisinformatie
3.1.1. -Hoe kunnen we er komen? -Hoe laat moeten we vertrekken? -Welke winkels zijn er?
3.1.1.1. je gebruikt geautomatiseerde informatiesystemen om deze informatie te winnen
4. 2.4 Eisen aan informatie en informatiesystemen
4.1. 2.4.1 Eisen aan informatie
4.1.1. Informatie moet
4.1.1.1. Tijdig beschikbaar zijn
4.1.1.2. Betrouwbaar en begrijpelijk zijn
4.1.1.3. Actueel zijn en er mogen geen delen ontbreken
4.1.2. Acht eisen die aan informatie gesteld mogen worden
4.1.2.1. Volledigheid
4.1.2.2. Relevantie
4.1.2.3. Actualiteit
4.1.2.4. Juistheid
4.1.2.5. Nauwkeurigheid
4.1.2.6. Controleerbaarheid
4.1.2.7. Overzichtelijkheid
4.1.2.8. Tijdigheid
4.2. 2.4.2 Voorbeeld: telebankieren
4.2.1. Acht eisen
4.2.1.1. Volledigheid
4.2.1.2. Relevantie
4.2.1.3. Actualiteit
4.2.1.4. Juistheid
4.2.1.5. Nauwkeurigheid
4.2.1.6. Controleerbaarheid
4.2.1.7. Overzichtelijkheid
4.2.1.8. Tijdigheid
4.3. 2.4.3 Eisen aan informatiesystemen
4.3.1. 4 eisen
4.3.1.1. Betrouwbaarheid
4.3.1.2. Continuïteit
4.3.1.3. Efficiëntie
4.3.1.4. Effectiviteit
5. 2.5 De opbouw van een informatiesysteem
5.1. 2.5.1 De componenten van een informatiesysteem
5.1.1. Systeemfuncties
5.1.1.1. De systeemfuncties zijn invoer, verwerking en uitvoer (met daarbij opslag en besturing).
5.1.2. Hulpbronnen
5.1.2.1. Software
5.1.2.2. Gegevensbestanden
5.1.2.3. Procedures
5.1.2.4. Mensen: want er zijn altijd mensen nodig om deinformatiesystemen te laten functioneren.
5.2. 2.5.2 Voorbeeld: geld pinnen
5.2.1. Systeemfuncties
5.2.1.1. pinsysteem
5.2.1.1.1. Invoer
5.2.1.1.2. Tussen het moment van invoer en dat van uitvoer
5.2.1.1.3. Uitvoer
5.2.2. Hulpbron: Hardware
5.2.2.1. Tot welk bedrag mag je rood staan?
5.2.2.2. de centrale computer van de bank met de rekeninggegevens
5.2.2.3. de geldautomaat met een pinpaslezer, een print-unit die een bon afdrukt, en een apparaat dat het geld verstrekt
5.2.2.4. de verbindingen die nodig zijn om het contact met de centrale computer van de bank tot stand te brengen
5.2.3. Hulpbron: Software
5.2.3.1. het programma in de geldautomaat dat de pinpas interpreteert en de gegevens doorgeeft, geld verstrekt en de bon laat afdrukken
5.2.3.2. de communicatiesoftware die de verbinding tot stand brengt en onderhoudt
5.2.3.3. het programma bij de bank dat de controles verricht en de wijzigingen uitvoert
5.2.4. Hulpbron: Gegevensbestanden
5.2.4.1. Wat is jouw rekeningnummer?
5.2.4.2. Wat is je huidige saldo?
5.2.4.3. Hoeveel geld mag minimaal en maximaal aan jou worden verstrekt?
5.2.4.4. Hoeveel geld mag je vandaag nog opnemen?
5.2.5. Hulpbron: Procedures
5.2.5.1. de afspraak dat je niet mag pinnen bij onvoldoende saldo
5.2.5.2. de regel dat het op te nemen bedrag minimaal zoveel euro moet zijn, en maximaal het transactiemaximum
5.2.5.3. de voorwaarde dat je een pincode moet intikken en dat deze binnen drie pogingen correct moet zijn
5.2.6. Hulpbron: Mensen
5.2.6.1. degene die het geld haalt
5.2.6.2. de ontwikkelaar van de hardware en de software
5.2.6.3. de persoon die de geldautomaat voorziet van geld en papier
6. 2.6 Bedrijfsinformatiesystemen
6.1. 2.6.1 Inleiding Bedrijfsinformatiesystemen
6.1.1. Ondersteuning bij
6.1.1.1. Uitvoering
6.1.1.2. Beslissingen nemen
6.1.1.3. verkrijgen van strategisch voordeel
6.2. 2.6.2 Ondersteuning van bedrijfsinformatiesystemen
6.2.1. Ondersteuning voor de uitvoering van het werk
6.2.1.1. het vastleggen van gegevens over door klanten gekochte artikelen
6.2.1.2. het bijhouden van voorraden
6.2.1.3. het registreren van salarisbetalingen
6.2.2. Ondersteuning bij het nemen van beslissingen door de leiding
6.2.2.1. kostenreductie
6.2.2.2. efficiëntere productiemethoden
6.2.2.3. aanpassingen aan bestaande producten
6.2.3. Ondersteuning voor het verkrijgen van strategisch voordeel
6.2.3.1. nieuwe producten en diensten
6.2.3.2. nieuwe werkwijze
6.2.3.3. samenwerking met partners
6.3. 2.6.3 Voorbeeld: administratie op een school
6.3.1. Ondersteuning bij de uitvoering van het werk
6.3.1.1. absenten, de roosteradministratie en de cijferadministratie
6.3.2. Ondersteuning bij het nemen van beslissingen door de leiding
6.3.2.1. de vakkenpakketkeuze
6.3.2.2. het rooster
6.3.2.3. de examenresultaten
6.3.3. Ondersteuning voor het verkrijgen van strategisch voordeel
6.3.3.1. de herkomst van leerlingen
6.3.3.2. het invoeren van nieuwe vakken
6.4. 2.6.4 Operationele informatiesystemen
6.4.1. Kantoorautomatiseringssysteem
6.4.2. Transactieverwerkingssysteem
6.4.3. Procesbesturingssysteem
6.5. 2.6.5 Managementinformatiesystemen
6.5.1. Een managementinformatiesysteem wordt gebruikt als ondersteuning bij het nemen van beslissingen.
6.5.1.1. Informatierapportagesysteem
6.5.1.2. Beslissingsondersteunend systeem
6.5.1.3. Beleidsinformatiesysteem