DE BEDRIJFSKOLOM

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
DE BEDRIJFSKOLOM Door Mind Map: DE BEDRIJFSKOLOM

1. STROMEN EN WAARDE

1.1. GOEDERENSTROOM

1.1.1. DE GOEDERENSTROOM LOOPT VAN BOVEN NAAR BENEDEN ... GRONDSTOFFEN, HALFFABRICATEN OF EINDPRODUCTEN

1.1.1.1. van punt A naar punt B brengen

1.2. GELDSTROOM

1.2.1. DE GELDSTROOM LOOPT VAN BENEDEN NAAR BOVEN

1.2.1.1. de klant betaalt de winkelier voor het artikel, de winkelier betaalt de groothandel. Het geld gaat dan via de schakels door de bedrijfskolom naar de producent

1.3. TOEGEVOEGDE WAARDE

1.3.1. Kort gezegd is de toegevoegde waarde: de verkoopprijs min de inkoopprijs.

2. EINDCONSUMENT

2.1. CONSUMENT

2.1.1. KLANT

2.1.1.1. hoort niet bij de bedrijfskolom

3. BRANCHES

3.1. PRODUCTIE/DISTRIBUTIE TECHNIEKEN

3.1.1. LEVENSMIDDELENBRANCHE

3.1.2. DE BRANCHE VOOR CONSUMENTENELEKTRONICA

4. DE BEDRIJFSKOLOM

4.1. OERPRODUCENTEN

4.1.1. CHOCOLADE

4.1.1.1. cacaoplantage

4.2. COLLECTERENDE HANDEL

4.2.1. CHOCOLADE

4.2.1.1. een cacaofabriek die cacaobonen verzamelt van verschillende landbouwers

4.3. EXPORTBEDRIJF

4.3.1. CHOCOLADE

4.3.1.1. vervoeren van cacaobonen vb. via schepen

4.4. IMPORTBEDRIJF

4.4.1. CHOCOLADE

4.4.1.1. een bedrijf die cacaobonen invoert opslaat en dan doorverkoopt aan chocoladefabrieken

4.5. FABRICAGE HALFPRODUCTEN

4.5.1. CHOCOLADE

4.5.1.1. als een fabriek bv. de cacaobonen ontvelt maar nog niet tot chocolade verwerkt

4.6. FABRICAGE EINDPRODUCTEN

4.6.1. CHOCOLADE

4.6.1.1. een fabriek die de chocolade verwerkt en inpakt

4.7. GROOTHANDEL

4.7.1. CHOCOLADE

4.7.1.1. bedrijven die vb. chocoladetabletten inkopen in het groot en het in kleinere hoeveelheden doorverkoopt aan de detailhandel

4.8. DETAILHANDEL

4.8.1. CHOCOLADE

4.8.1.1. winkeliers kopen chocoladetabletten in en verkopen die aan de consument

5. ORGANISATIESTRATEGIE

5.1. INTEGRATIE

5.1.1. VOORWAARTSE INTEGRATIE

5.1.1.1. een houtzagerij die ook zelf meubels begint te maken (leverancier + producent)

5.1.2. ACHTERWAARTSE INTEGRATIE

5.1.2.1. een steenfabriek die ook een kleiwinput beheert (producent + leverancier)

5.2. DIFFERENTIATIE

5.2.1. BEDRIJSKOLOM WORDT LANGER

5.2.1.1. een houtzagerij die ook zelf zijn meubels maakt beslist om zijn meubels niet meer te maken

5.3. PARALLELLISATIE OF BRANCHEVERVAGING

5.3.1. EEN SUPERMARKT IN EEN BENZINESTATION

5.3.1.1. een bedrijf gaat activiteiten verrichten in een bedrijfstak van een ander bedrijfskolom

5.4. SPECIALISATIE

5.4.1. EEN BEDRIJF STOOT ACTIVITEITEN AF IN DEZELFDE BEDRIJSTAK OF BRANCHE

5.4.1.1. een kledingzaak gaat alleen mannenmode verkopen

6. BEDRIJFSTAK

6.1. SCHAKEL

6.1.1. BEDRIJVEN

6.2. PRODUCTEN

6.2.1. GOEDEREN

6.2.2. DIENSTEN

6.3. FUNCTIE

6.3.1. VERZAMELEN

6.3.2. PRODUCEREN

6.3.3. DISTRIBUEREN