1. Leeftijdsopbouw en bevolkingsdiagram
1.1. bevolkingsdiagram
1.1.1. Een staafdiagram met de leeftijdsopbouw van de bevolking.
1.2. Leeftijdsopbouw
1.2.1. De verdeling van de bevolking in leeftijdsgroepen noem je leeftijdsopbouw.
2. Sociale bevolkingsgroei
2.1. Migratie
2.1.1. Het verhuizen van het enen woongebied naar het andere woongebied noem je migratie.
2.2. Migratiesaldo
2.2.1. Dat is de som van vestiging en vertrek.
2.3. Vestigingsoverschot
2.3.1. betekent dat er meer mensen vestigen dan dat er uit dat gebied vertrekken.
2.4. Vertrekoverschot
2.4.1. Betekent dat er meer mensen vertrekken dan dadt er naar toe komen.
3. Levensverwachting
3.1. Levensverwachting
3.1.1. Is het gemiddelde verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd.
3.2. Vergrijzing
3.2.1. Als het aantal mensen boven de 65 toeneemt.
4. Vergrijzing en ontgroening
4.1. Sterfteoverschot
4.1.1. Sterfteoverschot betekent dat er meer mensen dood gaan dan dat er worden geboren.
4.2. Bevolkingskrimp
4.2.1. Dat betekent dat de bevolking minder wordt.
4.3. Demografische krimp
4.3.1. Demografische krimp betekent hetzelfde als bevolkingskrimp.
4.4. Vergrijzing
4.4.1. Als het aantal mensen dat boven de 65 is toeneemt, dan is er sprake van vergrijzing.
4.5. Ontgroening
4.5.1. De afname van het aantal mensen dat jonger is dan de 20 jaar. Een van de oorzaken van ontgroening is de Family planning.
4.6. Family planning
4.6.1. Waardoor minder kinderen worden geboren.
5. Verandering van de bevolking
5.1. Geboortecijfer
5.1.1. Is het aantal geboorten per 1.000 inwoners per jaar.
5.2. Sterftecijfer
5.2.1. Is het aantal sterfgevallen per jaar per 1.000 inwoners.
5.3. Geboorteoverschot
5.3.1. Als er in een jaar meer mensen geboren worden dan dat er mensen sterven.
5.4. Sterfteoverschot
5.4.1. Als er in een jaar meer mensen sterven dan dat er worden geboren.
6. Demografische transitie
6.1. Demografische transitiemodel
6.1.1. Een verandering in de bevolkingsgroei door geboorte en sterfte over een langere tijd staat bekend als demografische transitie (transitie=overgang).
6.2. Geboorte en sterftecijfers
6.2.1. Is het aantal doden en geboren mensen per 1.000.
6.3. natuurlijke bevolkingsgroei
6.3.1. Natuurlijke veranderingen zijn door geboorte en sterfte.
6.4. bevolkingsexplosie
6.4.1. Een sterke natuurlijke bevolkingsgroei.
6.5. ontwikkelingslanden
6.5.1. Landen met weinig wlevaart.
6.6. sterfteoverschot
6.6.1. Er gaan meer mensen dood dan dat er blijven leven.
7. Arbeidsmigranten
7.1. Economische migranten
7.1.1. Mensen die hun eigen woongebied verlaten door gebrek aan geld en werk, heten zo.
7.2. Mensen die mensen die op de vlucht zijn voor iets dat ze niet fijn vinden in hun land.
7.3. Arbeids migranten
7.3.1. Mensen die hun eigen woongebied verlaten door gebrek aan geld en werk, heten zo.
7.4. seizoensmigratie
7.4.1. Arbeidsmigranten die maar enkele weken of maanden blijven doen aan seizoensmigratie: voor een korte periode verblijvne ze in een ander gebied om daar te werken.
7.5. kennismigranten
7.5.1. Arbeidsmigranten die vanwege hun kenneis naar een land komen heten kennismigranten.
7.6. braindrain
7.6.1. Kennis die men goed kan gebruiken wordt weggezogen
8. Vluchtelingen
8.1. Etnische groep
8.1.1. Een groep mensen met dezelfde kenmerken.
8.2. vluchtelingen
8.3. ontheemden
8.3.1. Mensen die op de vlucht zijn in hun eigen land.
8.4. asielzoekers
8.4.1. Eenmaal in een ander land vragen ze de overheid erkend te worden als vluchteling. Dat is een verzoek tot bescherming, oftewel asiel.
9. Allochtonen en autochtonen
9.1. allochtoon
9.1.1. Is iemand waarvan beide ouders in het buitenland zijn geboren.
9.2. eerste generatie allochtonen
9.2.1. Iemand die in het buitenland is geboren.
9.3. tweede generatie allochtonen
9.3.1. is geboren in het land waar ze nu wonen, maar hun vader/moeder niet.
9.4. autochtoon
9.4.1. Als je ouders allebei zijn geboren in het land waar je leeft.
9.5. Westerse allochtonen
9.5.1. Komen uit het cultuurgebied van de westerse wereld.
9.6. Niet-westerse allochtonen
9.6.1. Zijn afkomstig uit een ander cultuurgebied.
10. Staten en Grenzen
10.1. staat
10.1.1. Is een gebied met 2 kenmerken
10.1.1.1. het is duidelijk begrensd
10.1.1.2. het bestuur is soeverein
10.2. soeverein
10.2.1. Een eigen baas
10.3. natuurlijke grens
10.3.1. Een grens langs een natuurlijk obstakel zoals een rivier.
10.4. kunstmatige grens
10.4.1. Een grens die is aangegeven met paaltjes, deze grens kun je niet altijd zien.
10.5. continentaal plat
10.5.1. Op het continentaal plat zijn kunstmatige staatsgrenzen getrokken.
11. Volk, Natie, Staat
11.1. volk
11.1.1. een groep mensen die al eeuwen lang samenwoont en dezelfde cultuur heeft.
11.2. natie
11.2.1. Als er in een staat één volk woont, dan noem je dat een natie.
11.3. natiestaat
11.3.1. Een ander woord voor natie.
12. Cultuur
12.1. Cultuur
12.1.1. is alles wat je hebt aangeleerd.
12.2. cultuurgebieden
12.2.1. gebieden met overeenkomsten in de cultuur.
12.3. diffusie
12.3.1. Een diffusie is een cultuurelement dat zich van de ene naar het ander cultuurgebied verspreid.
13. Multiculturele samenleving
13.1. multiculturele samenleving
13.1.1. Mensen die met verschillende culturen samen, bij elkaar leven.
13.2. etnische groep
13.2.1. Omdat ze met een kleine groep uit dat volk samenleven worden ze een Etnische groep genoemd.
13.3. culturele minderheden
13.3.1. Meestal is er één cultuur die overheerst, bijvoorbeeld de westerse cultuur bij Europese landen. De groepen met andere culturen noem je dan culturele minderheden.
13.4. etnische minderheden
13.4.1. Een ander woord voor culturele minderheden.
14. Etnische wijken
14.1. etnische wijk
14.1.1. Is een woonwijk waar vooral mensen wonen uit 1 bepaalde etnische groep.
14.2. discriminatie
14.2.1. Als iemand niet wordt geaccepteerd zoals hij/zij is, dan heet dat discriminatie. Zo iemand heeft dan meestal iets dat anders is dan degenen die hem/haar discrimineren.
15. Getto
15.1. getto
15.1.1. heeft in onze tijd een ruimere betekenis gekregen. Het betekent bijvoorbeeld een aanduiding voor een verplicht Jodenbuurt. In Amerika wordt het gebruikt voor heel arme etnische wijken.
16. Segregatie
16.1. ruimtelijke segregatie
16.1.1. Het apart wonen van bevolkingsgroepen met bepaalde kenmerken in bepaalde wijken heet ruimtelijke segregatie.
16.2. maatschappelijke segregatie
16.2.1. Mensen uit verschillende bevolkingsgroepen weinig of geen contact met elkaar hebben.
17. Integratie en Assimilatie
17.1. Integratie
17.1.1. Samengaan
17.2. segregatie
17.2.1. tegenovergestelde van integratie, scheiden
17.3. assimileren
17.3.1. Als migranten steeds meer elementen van de overheersende cultuur overnemen, zeg je dat ze assimileren.
18. Aantal, dichtheid en spreiding
18.1. bevolkingsdichtheid
18.1.1. is het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer.
18.2. bevolkingsspreiding
18.2.1. geeft aan hoe de bevolking is verspreid over een gebied.
18.3. bevolingsconcentratie
18.3.1. Een opeenhoping van mensen.