1. Het waargenomene beïnvloedt het waarnemingsproces.
1.1. verhouding tussen de voorgrond en de achtergrond.
1.1.1. bewegende en stilstaande figuren.
1.1.2. contrastwerking.
1.1.3. camouflage.
1.1.4. compensatie.
1.2. het geheel is meer dan de som van de delen.
1.3. groeperingswetten.
1.3.1. wet van nabijheid.
1.3.2. wet van gelijkheid.
1.3.3. wet van geslotenheid.
1.3.4. wet van goede voorzetting.
1.4. perceptuele constanties.
1.4.1. vormconstantie.
1.4.2. kleurconstantie.
1.5. visuele illusies.
1.5.1. horizontaal-verticale illusie.
1.5.2. Sandler-parallellogram.
1.5.3. Poggendorf-illusie.
1.5.4. Titchener-cikels.
1.5.5. Delboeuf-illusie.
1.5.6. Ponzo-illusie
1.5.7. Müller-Lyer-illusie.
1.5.8. onmogelijke figuur.
2. De componenten van he waarnemingsproces.
2.1. gewaarwordingen : het registreren van prikkels.
2.1.1. visuele prikkels : via de ogen.
2.1.2. auditieve prikkels : via de oren.
2.1.3. olfactorische prikkels : via de neus.
2.1.4. gustatieve prikkels : via de mond.
2.1.5. tactiele prikkels : via het gevoel van het lichaam.
2.2. waarneming : het selecteren van prikkels.
2.2.1. selectief : er komen zoveel prikkels p ons af dat we genoodzaakt zijn een selctie te maken.
2.2.2. subjectief : de betekenis die we aan prikkels koppelen is persoonsgebonden, want iedereen ziet de werkelijkheid door zijn eigen'bril'.
2.2.3. beïnvloedbaar : hoewel we objectief meetbare prikkels gewaarworden, creëren wij onze eigen werkelijkheid.