1. dilemma's voor een interculturele samenleving
1.1. Voorbeelden die discussies kunnen oproepen:
1.1.1. Gevechtskleding of kleding die aan agressie doet denken
1.1.2. kleding die een sterk seksueel aspecht hebben
1.1.3. lange jurken, sokjes en schoeisel in een stijl die algemeen als niet meer van deze tijd wordt gezien
1.1.4. zwarte lange kleding die geen zonlicht op de huid toelaat
1.2. De argumenten hebben uiteenlopende achtergronden
1.3. waarom zou een school kledingsvoorschriften hanteren?
1.4. Bij een dilemma kun je nooit een goede keuze maken
2. tips voor de praktijk
2.1. Wiskundige ontwikkeling
2.1.1. Opstelling van groot naar klein
2.1.1.1. Het verschil van lichaamslengte is uitgangspunt
2.1.1.2. Na een paar maanden verandere vanwege de groei van leerlingen
2.1.1.3. verschil in groeitempo jongens en meisjes
2.2. Taal
2.2.1. Laat leerlingen vertellen over hoe ze thuis eten
2.2.2. Vraag hoe de huizen gebouwd worden
2.2.3. Vraag hoe de feesten gevierd worden
2.3. Wereldoriëntatie
2.3.1. Lessen over andere landen bied natuurlijk aanleiding om te kijken naar culturele kenrmerken in eigen klas
3. Intercultureel onderwijs is maar een woord
3.1. Een samenleving vol verschillen op economisch terrein, cultureel, godsdienstig terrein.
3.2. Theoretisch fundament onder die praktijk van het basisonderwijs.
3.3. Helpt ons om om te gaan met de ingewikkelde samenleving die we nu hebben.
4. het sluit aan bij WSNS en adaptief onderwijs
4.1. WSNS: Voor het binnenhouden en effectief oipvangen van leerlingen die voorheen naar het speciaal basisonderwijs gingen.
4.2. ADAPTIEF: Voor het afstemmen van het onderwijs op de individuele leelring.
4.3. Intercultureel onderwijs, WSNS en Adaptief onderwijs zijn totaalvisie moderne onderwijs.
5. het heeft 3 aspecten
5.1. kennis
5.1.1. Herkent en interpreteert de situatie
5.1.2. herkent en interpreteert de gedragscode
5.2. houding
5.2.1. Door beheersting van emoties in staat zijn om door te zetten en positief gericht blijven.
5.3. vaardigheid
5.3.1. In staat over te cshakelen naar gedrag dat wel werkt en iets te verzinnen wat wel bij het spel past
5.4. sociale competentie: efficiënt communiveren
5.4.1. Je bezit kennis, houd en vaardigheden