1. representatieve democratie
1.1. het volk kiest via verkiezingen
1.2. de meerderheid van het volk legt de regels vast
1.3. volk laat zich vertegenwoordigen door verkozen parlementsleden
1.3.1. voor bepaalde periode (5 tot 6 jaar)
1.3.2. maken van wetten en regels
2. stemplicht
2.1. nu
2.1.1. ingeschreven in bevolkingsregister
2.1.2. iedere belg
2.1.3. 18 jaar zijn
2.1.4. niet voor onbekwaam verklaarde
2.1.5. geen criminelen
2.2. vanaf 21 jaar ken iemand verkozen worden in federaal parlement
2.3. stemmen op meerdere niveaus
2.3.1. uropese unie (europese commisie)
2.3.2. vlaamse overheid (vlaamse minster president)
2.3.2.1. gemeenschappen
2.3.2.2. gewesten
2.3.3. federaaal (eerste minster)
2.3.4. provenciaal (gouverneur)
2.3.5. gemeenten (burgemeester)
3. scheiding der machten
3.1. wetgevende macht
3.1.1. parlement (orgaan)
3.1.1.1. wetten en decreten maken en deze goed keuren
3.1.1.1.1. meerderheid vs oppositie
3.1.1.2. begrotinge goedkeuren
3.1.1.2.1. raming van inkomsten en uitgaven
3.1.1.2.2. meerderheid vs oppositie
3.1.1.3. regering benoemen en controleren
3.1.1.3.1. vragen stellen
3.1.1.3.2. interpelleren = vragen worden gevold door vertrouwensstemming
3.1.2. federaal parlement
3.1.2.1. kamer
3.1.2.2. senaat
3.1.3. vlaams parlement
3.2. uitvoerende macht
3.2.1. wetten uitvoeren en controleren op de uitvoering er van
3.2.1.1. federaal
3.2.1.1.1. regering + koning (orgaan)
3.2.1.2. vlaams
3.2.1.2.1. vlaamse regering
3.3. rechterlijke macht
3.3.1. bestraffen van overtredingen
3.3.1.1. hoven + rechtbanken (orgaan)
3.3.1.1.1. hof van cassatie = rechter van de rechters
3.3.1.1.2. raad van state = rechter van administratieve geschillen
3.3.1.1.3. arbitragehof = rechter van de wet
3.4. vlaamse overheid
3.4.1. wetgevende macht
3.4.1.1. vlaamsparlement
3.4.2. uitvoerende macht
3.4.2.1. minster + eerste minster
3.4.2.1.1. wetten uitvoeren
3.4.2.1.2. regeerakkoord opstellen
3.4.2.1.3. begroting opstellen
3.4.2.1.4. dagenlijks bestuur
3.4.2.1.5. wetten ontwerpen
3.4.3. rechterlijke macht
3.4.3.1. rechtbanken en hoven
4. koning
4.1. wetgevende macht
4.1.1. handtekening zetten
4.2. uitvoerende macht
4.2.1. benoemen/ ontslaan van federale minsters
4.2.2. bevel over leger
4.2.3. leiding van buitenlandse betrekkingen
4.2.4. verdragen sluiten
4.3. rechterlijke macht
4.3.1. benoemen/ ontslagen van ambtenaren van openbaar ministerie bij rechtbanken en hoven
5. democratisch systeem
5.1. rechtstaat = regels die willekeur en machtsmisbruik voorkomen en waar we ons dienen aan te houden
5.2. democratie = het volk regeert (tegenover gestelde is autoritaire regime)
5.2.1. door vrije verkiezingen kan men een volksvertegenwoordiger aanduiden die beslissen maakt over wetten
5.3. voorwaarden
5.3.1. regels zorgen voor bescherming bij de politiek, burgers, zonder onderscheid te maken
5.3.2. regels worden pas vast gelegd als de meerderheid akkoord is
5.3.3. regels worden vast gelegd zonder een vorm van willekeur
5.3.4. de burger kan controleren of de regels worden toegepast (publieks recht)
5.3.5. de regels kunnen afgedwongen worden door onpartijdigen en onafhankelijke rechtbank (rechtelijke macht)
5.4. het volk spreekt met 1 stem maar er is een meningsverschil / pluralisme aan verbonden hierdoor voeren ze debatten
6. grondwet
6.1. wanneer een democratie wordt opgestart moet er een grondwet worden gemaakt hier staan afspraken van organisatie en bestuur in van de democratie
6.2. wat staat er in het Belgisch grondwet
6.2.1. vrijheid en rechten van de burgers
6.2.2. staatsstructuur = hoe het land moet georganiseerd worden en gestructureerd worden
6.2.3. bevoegdheden van het parlement
6.2.3.1. minsters en koning (uitvoerende en rechterlijke macht)
6.2.4. functionering van gemeente en provincies
6.2.5. hoe worden wetten gemaakt en hoe de rechtspraak in zijn werk gaat
6.3. belgië onafhankelijk
6.3.1. unitaire staat 1830-1970
6.3.1.1. taalwetten
6.3.1.2. taalgrens
6.3.1.2.1. nederlands = vlaanderen
6.3.1.2.2. frans = wallonië
6.3.1.2.3. duits = oostkantons
6.3.1.2.4. brussel = Hoodstad en nederlands en frans
6.3.2. federale staat
6.3.2.1. opsplitsen van belgie in 2 gewesten/deelstaten wallonië en vlaanderen. Door het taal verschil
6.3.3. gemeenschap (communautair) = bevolking die dezelfde taal spreekt, ze beslissen/handelen antinomien
6.3.3.1. vlaamse gemeenschap
6.3.3.2. franse gemeenschap
6.3.3.3. duitstalige gemeenschap
6.3.3.4. elke gemeenschap eigen parlement
6.3.3.5. een decreet= wet van gemeenschapsniveau, deze gelden enkel voor die gemeenschap
6.3.4. gewesten
6.3.4.1. 3 delen
6.3.4.1.1. vlaams gewest
6.3.4.1.2. brussels-hoofdstedelijk gewest
6.3.4.1.3. waalse gewest
6.3.4.2. belgië opgesplitst op basis van socio-economisch verschillen (walen wouden economie zelf in handen hebben)
6.3.4.3. parlement voor gewest = de gewestraad
6.3.4.4. hebben hun eigen bevoegdheden zoals wonen, ouderenzorg,..
7. federaal niveau
7.1. bevoegdheden
7.1.1. defensie = landverdeding
7.1.2. justitie
7.1.3. sociale zekerheid
7.1.4. mobiliteit en vervoer
7.1.5. binnenlands beleid
7.2. 2 kamer stelsel
7.2.1. kamer voorvolksvetegenwoordigers
7.2.1.1. keurt wetten goed
7.2.1.2. controleert de uitvoerende macht
7.2.1.3. geeft als eerste akkoord over regeringsprogramma s
7.2.1.4. controleren en goedkeuren van de begroting
7.2.2. senaat
7.2.2.1. studie van grote maatschappelijke problemen
7.2.2.2. verbeteren basiswetgeving