1.1. Anton schrijft over dat de aanslag hem altijd bij is gebleven, traumatische ervaring
1.2. Hij schrijft hoe de aanslag verliep, wie erbij waren, wanneer het gebeurde en hoe het gebeurde.
1.3. Hij schrijft over hoe de aanslag zijn leven veranderde, aangezien hij de enige was die het overleefde.
1.4. Ook vertelt hij hoe hij langzaam alle puzzelstukjes vond om de grote puzzel van de aanslag op te lossen: "waarom is de aanslag gepleegd en door wie?"
2. Pesonages
2.1. Anton Steenwijk (hoofdpersoon): hij woonde tot zijn dertiende samen met zijn vader, moeder en broer in Haarlem.
2.2. Peter Steenwijk, dit is de broer van Anton Steenwijk.
2.3. De vader van Anton en Peter
2.4. De moeder van Anton en Peter
2.5. Fake ploeg
2.6. Oom en tante van Anton, zij nemen hem in huis
3. Symbolen
3.1. Stenen
3.2. Spiegel
3.3. Vuur
4. Tijd
4.1. De tijd waarin de aanslag is, is de Tweede wereldoorlog.
4.2. In het boek wordt er gebruik gemaakt van tijdsprongen, dit houdt in dat de schrijver eerst schrijft over gebeurtenissen en vervolgens schrijft over gebeurtenissen die bijvoorbeeld een jaar later zijn gebeurt.
4.3. Januari 1945 (aanslag) - november 1981 (vredesdemonstratie)
5. Perspectief
5.1. Hij schrijft het verhaal hoe hij alles mee heeft gemaakt, hoe hij alles ervaren heeft.
5.2. Harry Mulisch schrijft het verhaal vanuit zijn ogen.
6. Motieven
6.1. Haat: Anton had veel te maken met haat.
6.2. Dobbelsteen: op twee belangrijke momenten in het verhaal zit er een dobbelsteen in de scène. Dit is wanneer de aanslag wordt gepleegd en wanneer hij ontdekt waarom de aanslag is gepleegd
7. ruimte
7.1. Haarlem
7.2. Amsterdam
7.3. Af en toe ook een andere stad, zoals Heemstede
8. Thema
8.1. Toeval en het lot
8.2. Het vergeten van verschrikkelijke gebeurtenissen
