Vuur!

1. Blij met vuur

1.1. Warmte

1.2. Geeft licht in donkere grotten

1.3. Vlees roosteren

1.3.1. Lekker!!

2. Wat is vuur?

2.1. Iets dat wil branden

2.1.1. Brandstof

2.2. Zuurstof

2.2.1. Zit in de lucht

2.3. Goede temperatuur

2.3.1. ontbrandingstemperatuur

3. Vuur maken

3.1. Vroeger...

3.1.1. Twee vuurstenen tegen elkaar

3.2. Proefje

3.2.1. Wrijf met handen over elkaar

3.2.1.1. Ze worden warm.

4. Vuur en brand

4.1. Goede kant vuur

4.1.1. Vuur.

4.1.1.1. Voor de warmte

4.1.1.2. Voor eten te roosteren

4.1.1.3. Voor licht

4.2. Slechte kant vuur

4.2.1. BRAND!

4.2.1.1. begint klein

4.2.1.1.1. Kaars bij gordijn

4.2.1.1.2. Sigaret in bed

5. Brandwonden

5.1. Pijnlijk

5.2. LEVENSGEVAARLIJK!

5.3. Toch een brandwond?

5.3.1. Zo spoedig mogelijk spoelen met water!!