evolutie & soortvorming

1. isolatie

1.1. als dieren een ander klimaat krijgen, dan moet hun vacht ook aanpassen. isolatie zorgt dus voor evaluatie

2. darwin

2.1. darwin produceerde als eerste de basisprincipes achter evolutie van soorten

2.1.1. die evolutietheorie werd aangevuld over DNA en mutaties -> neo-darwinistische theorie

2.2. neo-darwinisten hadden dus een veel meer uitgewerkte evolutietheorie dan dat darwin had

3. begrippen en termen

3.1. variatie = het wordt anders, het variërt

3.2. natuurlijke selectie = ze hebben meer kans om te overleven en te zorgen voor hun nakomelingen dan minder goed aangepaste organismen

3.3. survival of the fittest = degene die het meeste is geëvolueerd, heeft meer overlevingskans

4. evolutie

4.1. het veranderen van soorten gedurende de tijd

4.1.1. meer kans op overleven

4.2. komt voor bij alle organismen

4.2.1. onderzoek naar evolutie van organismen vindt plaats onder andere door middel van fossielen

4.2.1.1. paleontologie bestudeerd fossielen

4.3. kan wel miljoenen jaren duren

4.3.1. aangepaste organisme heeft meer overlevingskans

4.4. er kunnen meer soorten ontstaan als dieren gescheiden worden van elkaar en dan evolueren naar een ander diersoort.

5. variatie in eigenschappen

5.1. deel van die eigenschappen is erfelijk -> ligt vast in het DNA

5.2. veranderingen in het DNA -> mutaties

5.2.1. mutatie in voortplantingscellen kan voor een nieuwe eigenschap zorgen -> zorgt voor variatie